De haken en ogen aan (vroeg)christelijke seks

0 Flares 0 Flares ×

Dit jaar verscheen het eindelijk: het vierde en tevens laatste deel van Michel Foucault’s Geschiedenis van de seksualiteit: ‘Bekentenissen van het vlees’. Hoewel het geen definitief overzicht is van het onderwerp, de vroegchristelijke seksualiteit, is het onthullen van dit deel een welkome conclusie van Foucault’s onderzoek. De seksuele cultuur die uitmondde in ons huidige seksualiteitsdenken heeft daarnaast ook een aantal grote verrassingen in petto.

Tekst: Gert Jan Roskammer

De geschiedenis van de seksualiteit is verdeeld over vier tijdperken. Foucault begint in het eerste deel met het seksuele ethos van de 18e-eeuwse Fransen, waarna hij in deel twee en drie ruimte maakt voor het antieke seksualiteitsdenken van de Oude Grieken en de Romeinen. De drie delen laten ons reflecteren op de veranderlijkheid van seksualiteit, door de soms verrassende en bijna tegenovergestelde sociale regels omtrent seks in deze westerse culturen.

Nieuw taboe, oud taboe
In het vierde deel graaft Foucault het vroegchristelijke seksuele ethos op, met specifieke aandacht voor de beginselen van de christelijke wil tot kuisheid en de eerste stappen richting christelijke huwelijksvoorwaarden. Op wat voor fundament is het christelijke huwelijk gebouwd? Hoe schreven vroegchristelijke schrijvers over de relatie tussen man en vrouw in een zich ontwikkelend christendom? En hoe verhoudt de vroegchristelijke doctrine zich tot het christendom dat we nu kennen? Aan de hand van Foucault’s onderzoek kunnen we op zoek naar antwoorden.

Foucault doet in dit deel weer waar hij goed in is. Hij laat zien dat onze manier van denken over seks allesbehalve statisch is. De vroegchristenen, die in de 3e en 4e eeuw n.C. voortkwamen uit een wereld waarin Romeinen nog de boventoon voerden, staan dichter bij ons traditionele seksualiteitsdenken. Zo heerst elke vorm van homoseksualiteit voor de vroegchristen in de taboesfeer en zijn buitenechtelijke relaties voor alle geslachten sociaal onwenselijk, terwijl de Grieken en Romeinen daar lakser mee omgingen.

Daarmee wil ik niet zeggen dat we zwart-wit ultraconservatief blijven denken over seksualiteit. Homoseksualiteit wordt meer getolereerd en open relaties zitten niet altijd meer in de doofpot. Toch blijft de herinnering van dit conservatieve denken vers en blijft het christelijke seksuele ethos voor veel mensen de norm. Wij kunnen ons in vele opzichten veel beter verplaatsen in het seksualiteitsdenken van vroegchristenen dan dat van de Grieken en Romeinen.

Zonder gemeenschap, geen gemeenschap
Er zijn ook grote verschillen tussen het vroegchristelijke denken en ons huidige denken over seksualiteit. Voortplanting was bijvoorbeeld binnen de vroegchristelijke doctrine allesbehalve nodig. De vroegchristenen stellen dat God aan het begin van de mensheid goede reden had om voortplanting van zijn onderdanen te eisen. Zonder gemeenschap, geen gemeenschap. Omdat de mens inmiddels in veelvuldigheid aanwezig was op de aardkloot, was het onnodig om zoveel nadruk te leggen op voortplanting. Foucault beschrijft dus dat ze, zelfs in de vroegchristelijke periode, goede munitie hadden tegen overmatige gezinsuitbreiding. Zo’n twee millennia later en miljarden mensen verder komt dat toch aan als verrassing.

Ook was het in de vroegchristelijke periode een stuk populairder om een kuis leven te leiden. We zien kuisheid nu als iets waar vroeg of laat een einde aan moet komen, als wellicht een kinderlijke fase van het mens zijn. Seks hoort klaarblijkelijk bij het leven. Vroegchristenen zagen kuisheid juist als een permanent onderdeel van een heilige levensstijl. Kuisheid was de onthouding voorbij. Zodra je jezelf volledig verhief boven seksuele drang, mocht je jezelf beschouwen als een gelukkige maagd, in volledige overeenstemming met God. Een zeker parallellie heerst alleen nog in de rafelranden van de moderne kerk: nonnen, monniken en sommige priesters doen nog aan deze traditie mee. In onze tijd moedigen we aseksualiteit echter op maatschappelijk niveau allesbehalve aan. Sterker nog, deze spirituele aseksualiteit zou nu ook in christelijke sferen argwaan oproepen.

Twee worden een
Over het huwelijk is er ook iets opmerkelijks te melden. Zo schrijft Foucault over Chrysostomus, die veelvuldig sprak over het huwelijk onder het gezag van God. Om kuisheid te maximaliseren zou God het eigenlijk liever niet hebben dat zijn onderdanen trouwen. Kuisheid zou te allen tijde meer gewenst zijn. Toch gedoogt God huwelijken maar, alsof hij daarmee de gemoederen kan sussen en zijn gelovigen hier een groot plezier mee doet. God ziet namelijk na veel gemijmer in dat het huwelijk de kuisheid juist kan bevorderen. Het loopt dus af met een sisser.

Eenmaal getrouwd, zien vroegchristenen de vereniging van twee individuen als absoluut vereiste. Omdat je nu één bent met je partner, doe je ook jezelf kwaad aan bij een huwelijkse misstap. Als het misogyne taalgebruik van de vroegchristenen niet zo prominent aanwezig was, zou de nadruk op eenwording bijna egalitair aandoen. Helaas gaan de voorbeelden van ontrouw enkel over vrouwelijke gebreken binnen het huwelijk, al zouden we dit natuurlijk ook kunnen opvatten als flauw gezwets van een man, Chrysostomus, die voor een mannenparochie preekt.

Overvloed
Daarmee zijn de hoofdlijnen van dit grote naslagwerk van 424 pagina’s nog lang niet geschetst. Foucault laat onder meer de oorsprong van christelijke zelfkastijding zien, bouwt verder op de man-vrouwrelatie die voortvloeide uit Genesis en toont daarbij ook de misogyne taal die in de vroegchristelijke traditie aan de orde van de dag was.

Geen detail uit het onderzoek van Foucault blijft ons bespaard. Frédéric Gros, de redacteur van het origineel (Gallimard, 2018), heeft duidelijk ervoor gekozen om Foucault’s onderzoek vrijwel intact uit te brengen. Dat heeft zo zijn voordelen. Je hoeft je bijvoorbeeld niet te verantwoorden voor knip- en plakwerk met een auteur in absentia. Ook volgen we Foucault’s onderzoek van dichtbij. Foucault schrijft lange, uitgeweide samenvattingen van vroegchristelijke teksten, die af en toe ervoor zorgen dat je de draad kwijtraakt. Soms is het erg lang wachten op nieuwe hoofdpunten. Maar toegegeven, zodra dit hoofdpunt arriveert, is het genieten.

‘Bekentenissen van het vlees’ sluit het seksualiteitsdossier van Foucault, en daarmee is het een waardevolle toevoeging aan zijn erfenis als schrijver en onderzoeker. Voor Foucaultkenners levert het gouden inzichten in Foucault’s onderzoeksproces. Het boek is daarnaast, samen met recenter werk in de seks- en genderstudies, prima leesvoer om een studie te beginnen in zowel het oude als het huidige denken omtrent seks en maatschappij.

Michel Foucault, Bekentenissen van het vlees. Vertaald door Jeanne Holierhoek. Amsterdam: Boom Uitgevers, 2020.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer