Verveling in tijden van corona

0 Flares 0 Flares ×

Tekst: Thomas Heij

Nu het coronavirus rondwaart zitten we aan huis gekluisterd. Verveling ligt al gauw op de loer. Een mooi moment dus om eens een paar boeken uit de kast te pakken om te zien wat filosofen zoal over verveling hebben geschreven.

Wie dat doet, ontdekt dat er al eeuwen over verveling wordt nagedacht en dat dat nare, onbestemde gevoeletje in feite een enorm rijk filosofisch begrip is. Thomas van Aquino, Pascal, Kierkegaard, Nietzsche en Heidegger: de filosofie van de verveling omvat enkelen van de grootste denkers aller tijden.

Vrijwel al die denkers maken een onderscheid tussen twee soorten verveling. Er is gewone, alledaagse verveling, en er is een diepere, existentiële verveling.

De eerste soort komt voort uit iemands omgeving. Je weet dan in een bepaalde situatie even niet wat je moet – denk aan onze thuisquarantaine. De andere vorm van verveling is niet afhankelijk van specifieke situaties, maar van onze algehele toestand. Je twijfelt dan aan de zin van je leven en het bestaan. Ze zijn niet altijd strikt te scheiden en omgevingsverveling kan best leiden tot existentiële verveling.

Verder is er een onderscheid tussen premoderne en moderne verveling. In het premoderne, christelijke denken heette verveling acedia. Dat was aanvankelijk een Griekse term (a-keideia) die ‘zorgeloosheid’ betekende, maar werd moreel geladen door de kerkvaders als ‘roekeloosheid’, ‘luiheid’ of ‘onverschilligheid’. Acedia werd zelfs een hoofdzonde, omdat ze twijfel aan God en het geloof betekende.

In de vierde eeuw schreef Evagrius van Pontus over acedia. Over isolatie gesproken: hij leefde een ascetisch bestaan in een stenen monnikscel in de Egyptische woestijn. Volgens Evagrius was acedia een zonde die bestond uit uit twijfels en kwade gedachten. De oplossing was dus je gedachten weer op orde krijgen. Dat kon door je te richten op behapbare taken, handarbeid, bidden of door de ascese iets te minderen.

Bij moderne verveling ligt dat anders. Blaise Pascal schreef in zijn Pensées dat verveling, ennui, geen zonde is maar een natuurlijke toestand van de mens. Van hem komt de mooie spreuk ‘alle ellende van de mensen heeft maar één oorzaak, namelijk dat zij niet in staat zijn rustig in een kamer te blijven’. We willen gelukkig en onsterfelijk zijn, maar dat lukt ons niet en daar kunnen we ons maar moeilijk bij neerleggen.

De mens is volgens Pascal daarom naarstig op zoek naar verstrooiing, bijvoorbeeld door een potje biljart – wij zouden misschien eerder denken aan Netflix-series of games. Het probleem is echter dat die afleiding altijd maar tijdelijk is. Ze is niet meer dan de illusie van geluk. De echte oplossing voor verveling lag voor Pascal in een herwonnen geloof in God.

Maar wat moeten wij, ongelovigen na de dood van God, met onze verveling aanvangen?

Omgevingsverveling is relatief eenvoudig: verander je omstandigheden en die verveling zal verdwijnen. Wanneer we straks weer vrijuit de wereld in kunnen, zal de verveling van het thuiszitten natuurlijk weg zijn. Tot die tijd is het geduldig zijn of verstrooiing zoeken.

En die diepere, existentiële verveling? Ik denk dat we die verveling niet moeten verwerpen als zonde, maar moeten beseffen dat ze typisch menselijk is. Probeer deze verveling niet te verdrijven met amusement. Durf in plaats daarvan de ongemakkelijke maar waardevolle vragen die ze oproept te stellen en te onderzoeken.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer