Tijd voor tijd

0 Flares 0 Flares ×

Na de voltooiing van zijn biografie van Goethe in 2013 verzuchtte Safranski in een interview dat hij even niets meer te schrijven wist. Vijfentwintig jaren vol filosofische werken en schitterende denkersbiografieën, met bijvoorbeeld Schopenhauer, Schiller of Heidegger als onderwerp, hadden zijn schrijfbronnen even opgedroogd. Maar, zie daar, zijn pen kreeg hem toch weer in de klauwen, want een jaar of twee later lag Safranski’s volgende boek in de winkel: Zeit. Was sie mit uns macht und was wir aus ihr machen, sinds kort in het Nederlands verkrijgbaar als Tijd. Hoe tijd en mens elkaar beïnvloeden. 

Tekst: Florian Jacobs

safranski-tijd

Nu mag Safranski wel zo gelauwerd zijn als biograaf en verteller over filosofie, als hij zelf aan het filosoferen slaat zijn de critici minder enthousiast. Ik heb hier een kleine theorie over. Stel nu dat je binnen de filosofie kunt spreken van ‘jagers’ en ‘verzamelaars’. Verzamelaars slurpen informatie op, slepen alle filosofie die ze maar te pakken krijgen hun holletje in, leggen overal verbanden en weten een filosofie helder analyserend uitgeplozen en wel voor het voorlicht te brengen. Dit zijn de geboren leraren, vertellers bij uitstek voor wie de geschiedenis van de filosofie een open boek is dat zij wat graag voorlezen aan wie maar wil luisteren. Sartre was een groot verzamelaar.

Jagers weten ook heel aardig hun weg in het bos van de filosofie, maar in tegenstelling tot verzamelaars speuren zij niet naar een overzicht van het bekende groen; zij willen de ontdekking van het onbekende pad dat zich naar de verte slingert. De verzamelaar wil de kaart perfectioneren, de jager vindt de kaart niet groot genoeg. Soms dondert er zelfs eentje van de kaart af in zijn drang naar onontgonnen gedachtegoed – denk aan Nietzsche. Verzamelaars staan in het centrum van de filosofische aandacht, jagers zijn meer op zichzelf. Wittgenstein was een jager van de buitencategorie.

Dit jager-verzamelaaronderscheid is bepaald niet absoluut. Geen enkele filosoof is helemaal jager of helemaal verzamelaar: het verschil is bovenal gradueel op te vatten. Een filosoof is wel meer jager dan verzamelaar, of andersom. Nu denk ik wel dat de meeste klassiek geworden filosofen jagers waren, hetgeen goed te begrijpen is. Taal verandert en uitleg van filosofie past zich aan aan de taal van de tijd. Iedere nieuwe generatie heeft een nieuwe geschiedenis van de filosofie nodig en verzamelaars wisselen elkaar af in het centrum van de publieksfilosofie. Gedachten verouderen minder snel en zeker de originele gedachte heeft de neiging de tijd te weerstaan. Plato blijft vreemd actueel (mits vertaald naar een modern taalgebruik!), ook omdat hij joeg naar nieuwe formuleringen van bekende fenomenen. Van het Symposion steekt vrijwel iedere beginnende filosoof wel wat op, omdat hier een filosoof het fenomeen van de liefde bij de horens vat en het laat uitdijen tot zelden gedachte proporties.

Daarnaast zijn er overigens ook filosofen die zowel het jagers- als het verzamelaarsbestaan vrijwel wisten te perfectioneren. Kant schijnt ook een briljant verteller te zijn geweest en als origineel denker is hij knap lastig terzijde te schuiven. Maar die combinatie is een hoogst zeldzame en de gewone sterveling die zich in de filosofie begeeft, doet er goed aan zich er enigszins van te vergewissen tot welke categorie hij zich het meest aangetrokken voelt. Een duidelijke jager die aan het verzamelen slaat of een onmiskenbare verzamelaar die zich op het donkere pad waagt, levert in ieder geval zelden iets moois op en ik verdenk aardig wat filosofen ervan dat zij zich iets te ver van hun leest begeven.

Welnu, Safranski is een groot verzamelaar, misschien wel de grootste binnen de huidige filosofie. Jagen ligt hem alleen niet zo. Zijn analyses van analyses zijn ongeëvenaard – heeft u moeite met Heidegger, lees dan Safranski over Heidegger – in zijn eigen analyses lijkt het hem evenwel te ontbreken aan de houvast van de bekende weg. Dit heeft tot gevolg dat hij toch op zoek gaat naar die bekende weg, wat resulteert in een amalgaam van pogingen tot originaliteit die al te vaak overgaan in een verzameling van citaten en andere kapstokken.

Eerlijk gezegd is dat wat in Zeit gebeurt. Wie kent er niet het citaat van Augustinus, die in zijn Bekentenissen weeklaagt dat hij weet wat de tijd is als niemand hem ernaar vraagt, terwijl hij een vragende het antwoord schuldig moet blijven? Safranski haalt het al op de eerste bladzijde van zijn boek aan. Het boek blijft voortgaan in deze teneur: het bekende wordt aangenaam gerangschikt. Is dat een probleem? Nee, eigenlijk niet. Safranski is het eens met Augustinus, laat de tijd an sich links liggen en kiest voor de omweg van het behandelen van verschillende vormen van tijd. In tien hoofdstukken van behapbare lengte (precies een treinreis lang – ideaal dus) bespreekt hij achtereenvolgens verveling, begintijd, zorgende tijd, de tijd van de maatschappij, de tijd van de economie, de tijd van het leven, van de wereld, van het universum en van jezelf, tot en met het spel met de tijd, vervullende tijd en de eeuwigheid als gepaste uitsmijter.

 

Ieder hoofdstuk opent een nieuw perspectief op een bepaald tijdsaspect met behulp van literaire, filosofische en actuele inzichten. Wel is het zo dat de inzichten die niet door citaten worden omlijst veel lijken op bekende filosofieën: bij het hoofdstuk over zorgende tijd is het bijvoorbeeld alsof Heidegger zelf Safranski de tekst heeft gedicteerd. ‘Diese intentionale spanning, die sich auf ein Noch-nicht oder Nicht-mehr richtet, erleben wir als – Zeit’ (p. 64) is een voorbeeld van een wel heel heideggeriaanse zin.

De originele analyse steekt soms wel de kop op, vooral als Safranski zich opwindt. In het hoofdstuk over de tijd van de maatschappij maakt Safranski een treffende analyse van de eenentwintigste-eeuwse mens die door een nimmer aflatende mediastroom raakt afgestompt. Deze analyse volgt een karakteristieke lijn. Safranski begint met een citaat van Goethe en gebruikt dit om een lijn uit te spinnen die de vinger op de zere plek legt: handelingen komen voort uit prikkels (‘Reize’). De mens heeft te maken met een reikwijdte van zijn prikkels en een reikwijdte van zijn handelingen. Bij de holbewoner lagen deze reikwijdten nog vrijwel op elkaar: hij ondervond een prikkel en kon handelend reageren op de oorzaak van die prikkel. Beer: wegwezen; bes: opsmikkelen; regen: schuilen; dorst: op naar de rivier. Tegenwoordig is de prikkelreikwijdte kolossaal gestegen (die beslaat zowat de hele wereld) en de handelreikwijdte niet evenredig mee gegroeid. Het gevolg is, wederom in de woorden van Goethe, verstrooiing: ‘Man gerät in einen stets erregungsbereiten Zustand, konsumiert begierig das Trommelfeuer von Sensationen, wird latent hysterisch und panikbereit.’ (p. 101) Zie hier het probleem van de huidige tijd, zegt Safranski, het ethische gemoed van de mens kan zo veel prikkels niet aan en zijn gevoel voor ethische urgentie raakt verdrongen door een belevenis van de wereld als theater. De oorlog in Syrië is intussen eerder een nare film dan een belevenis die ons moreel raakt, dus kijken we er liever niet naar.

Zo is Zeit bij vlagen een maatschappijkritisch boek, een boek dat wakker schudt. Safranski schildert zelfs, met een smeuïge metafoor van Schopenhauer aan zijn zij, het einde van de mensheid. Dit, in combinatie met de eruditie van Safranski (het is alsof een boekenkast van Duitse denkers over de lezer wordt uitgestort – een steeds weer louterende ervaring) en de heldere uitleg van visies op tijd maken het boek een fijne leeservaring. Soms sprankelt een nog onbekend citaat in de grote kennis, bijvoorbeeld waar componist Alois Zimmermann muziek definieert als ‘geordnete Zeit’ (p. 224). Dat zijn de gedachten om over door te denken. Maar schrik niet van de gedachte dat u veel inhoud eerder elders hebt gelezen; die gedachte is juist.

 

Rüdiger Safranski, Tijd. Hoe tijd en mens elkaar beïnvloeden. 
atlas contact, 2016.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer