JAN BRANSEN / WAAR FILOSOFEN VAN HOUDEN

0 Flares 0 Flares ×

iFilosofie #6

Column: Jan Bransen
Video: Paul Troost

Ik praat graag over liefde, al was het maar omdat ik eind april bij de ISVW een cursus voor de NRC Academie ga verzorgen die over liefde en wetenschap zal gaan.
Maar er zijn natuurlijk meer redenen om over liefde te praten, zeker ook als filosoof, omdat wij misschien wel de enige beroepsgroep zijn die het woord “liefde” centraal in hun naam hebben staan. Filosofen zijn verliefd op wijsheid.

Ik zeg expres “verliefd”, omdat dat ten eerste de toestand is waarin de kracht van de liefde om jezelf te vergeten het grootst is, het ten tweede de toestand is waarin je het duidelijkst door het object van je liefde geïnspireerd wordt terwijl het ten derde tegelijkertijd de toestand is waarin je het gemakkelijkst verblind kunt worden door je eigen verstoorde beeld van het object van je liefde.

Ik zal dat illustreren door een klein beetje aan metafilosofie te doen. Dat doen filosofen eigenlijk altijd vanzelf. Het hoort bij hun vak en het betekent dat ze niet alleen verliefd zijn op de wijsheid maar ook op het filosoferen zelf. Filosofen houden niet alleen van wijsheid, maar ook van filosofie. Maar wat is dat? Waar houden ze dan van?

Het interessante aan deze kwestie is dat ze zo onverbiddelijk laat zien dat menselijke aangelegenheden diepgaand geconstitueerd worden door de sociale context waarin ze bestaan. Plato kon helemaal niet van filosofie houden zoals wij vandaag de dag, omdat wat nu filosofie is totaal nog niet kon bestaan in de Griekse Oudheid. Bijvoorbeeld omdat er nog helemaal geen wetenschappen waren, en nog geen universiteiten en nog geen massamedia. Het betekent ook dat wij omgekeerd helemaal niet meer van filosofie kunnen houden op de manier waarop Plato, Socrates en Aristoteles dat konden. Filosofie is immers iets veel kleiners en specifiekers geworden. Wijsheid niet, trouwens, omdat er daar zo weinig van is en omdat het zich zo krachtig kan onttrekken aan de culturele vormen waarin wij er van proberen te houden.

Maar als je je in de hedendaagse filosofie verdiept dan wordt je pijnlijk geconfronteerd met een liefde die blind maakt. Aan de universiteiten is de kans groot om filosofen te zien worstelen met hun liefde voor specialistische wijsheid. Er is een naargeestige vergelijking van Dennett, één van de echte grote filosofen van deze tijd. (Breek me de bek niet open over die farce van de G8.) Dennett vergelijkt filosofen eerst met mensen die graag over de regels van het schaakspel nadenken. Dat past bij het denken van zijn leermeesters. Het idee is hier dat de regels van het schaakspel vergelijkbaar zijn met de regels van ons taalspel, waarbij dat taalspel model staat voor de levensvorm waarin wij woorden proberen te vinden voor dat wat ons bezighoudt. Filosofen denken in dit model na over de grammatica van onze alledaagse taal: hoe kúnnen we zeggen wat we wíllen zeggen. Een mooi beeld, vind ik, van de manier waarop taal en wijsheid zich in het menselijk bestaan met elkaar vermengen. Maar dan vergelijkt Dennett de academische filosofen met mensen die over de regels van een verzonnen variant op het schaakspel nadenken. Dat spel – Dennett noemt het “Chmess” – lijkt op schaak met één verschil: de koning mag twee vakken verplaatst worden. Niemand speelt dat spel, maar je kunt eindeloos filosoferen over de regels van dat spel. Zo is het ook aan de universiteit: de filosofen die daar werken denken na over de grammatica van een verzonnen, abstracte taal, een taal die niemand spreekt, maar waarover je buitengewoon diepzinnig en technisch hoogst geraffineerd kunt filosoferen. En dat beeld doet zeer. Want ik herken het. En ik hou van de universitaire strengheid om kwasi-diepzinnig gebabbel te ontmaskeren als een schandalige vervorming van het verlangen naar wijsheid. Maar ik vrees dat het moment dichterbij komt waarop ik ook het universitaire, technische en fijnzinnig gedetailleerde geschrijf een schandalige vervorming zal moeten noemen van ons menselijke verlangen naar wijsheid.

Het juk van de massamedia is overigens geen alternatief. Publieksfilosofen kun je zien worstelen met hun populariteit. Want kwasi-diepzinnig gebabbel is immers gewoon niet meer dan dat: gebabbel. En kwasi-diepzinnig. Misschien populair, maar dat waren de sofisten ook, in Socrates’ tijd. En niet omdat ze van wijsheid hielden, maar omdat het zo gemakkelijk was om het grote publiek dat hunkert naar wijsheid te verblinden met een vervorming van hun beeld van wijsheid. De sofisten waren populair omdat zij deden alsof zij de wijsheid in pacht hadden, omdat zij de massa lieten geloven dat wijsheid om de hoek ligt, net buiten het gezichtsveld van de massa, maar stevig in de greep van de Grote Denkers.

Ach ja, die Grote Denkers.

Het is niet omdat ik jaloers ben omdat ik niet bij die G8 hoor, dat ik zo’n hekel heb aan publieksfilosofie. Natuurlijk, ik hou ook best van aandacht, van de erkenning die dat lijkt te betekenen: dat ik met iets zinnigs bezig ben, dat ik verliefd ben op een wijsheid die mijn liefde waard is, omdat ook het grote publiek er gek op is. Maar als je er goed over nadenkt zul je je realiseren hoe moeilijk het is om te houden van iemand die de lieveling is van het grote publiek. Ik lees er helaas te weinig roddelbladen voor, maar we kunnen ons vast wel voorstellen dat het maar moeilijk voor te stellen is waar Yolanthe Cabau nu echt van houdt sinds ze Jan Smit inruilde voor Wesley Sneijder.

Ik kan het me niet anders voorstellen dan dat Yolanthe zich geregeld in de spiegel bekijkt. En dan niet om haar mooie snoetje te zien, maar om haar liefde aan een kritisch onderzoek te onderwerpen.

De onrust die dat voor haar liefdesleven zal betekenen is de filosoof vreemd. Want als je verliefd bent op wijsheid, dan laat je je juist voortdurend inspireren door de manier waarop die wijsheid probeert te ontsnappen aan de culturele vormen waarin wij haar proberen te vangen. Daarom houden filosofen ook van filosofie, van het verliefd zijn op de wijsheid. Die tweede liefde maakt ze skeptisch over universiteiten, maar ook skeptisch over de grote denkers voor de massa. Die tweede liefde maakt ze eenzaam, omdat zij bijna per definitie een onbeantwoorde liefde is. Want wijsheid lijkt niet te houden van een culturele vorm waarin ze vastgelegd wordt. Met de wijsheid kun je niet trouwen. Wijsheid laat zich niet binden.

Je kunt er alleen verliefd op zijn.

Daarom kijk ik ook uit naar die NRC Academie over liefde en wetenschap, ook al zo’n onmogelijk huwelijk.

Bekijk of download hier de podcast van deze column

of

https://itunes.apple.com/nl/podcast/i-filosofie-podcast/id823647372?mt=2

 

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer