HOE IS GOD GEËVOLUEERD?

0 Flares 0 Flares ×

In zijn nieuwe boek Aap zoekt zin beschrijft filosoof Pouwel Slurink waarom wij, simpele roofapen, bewustzijn, vrije wil en moraal hebben. Dit soort zaken moesten wel ontstaan in de loop van onze evolutie. Hetzelfde geldt voor godsdienst.

iFilosofie #12

Tekst: Pouwel Slurink

ISVW-iFilosofie #12 - Aap zoekt zinEr kan semi-objectief over goed en kwaad worden gesproken, zonder dat er een goed is dat voor allen goed is. Mensen doen dat in feite voortdurend, bijvoorbeeld met hun partners en kinderen. Eigenlijk is er zelfs geen taal nodig om gedrag te laken of te loven. Al in zijn Chimpanseepolitiek (1981) beschreef Frans de Waal een incident waarbij Luit op zijn kop kreeg van Puist omdat hij verzuimd had het voor haar op te nemen. Er bestond kennelijk een ongeschreven ‘contract’ tussen de twee: hij moest weten wat zij van hem verwachtte, en wat hij dus ‘behoorde’ te doen.

Dit soort op wederzijdsheid gebaseerde ongeschreven contracten ging natuurlijk al vooraf aan de evolutie van taal. Waarschijnlijk moeten we de evolutie van taal zelfs (mede) begrijpen als een gevolg van het steeds gecompliceerder worden van dit soort samenwerkingsverbanden en hun impliciete rechten en plichten. De evolutie van de taal was geen oorzaak van hechtere samenwerking, maar het gevolg. Het is een geval van gene-culture-coevolution, waarbij taal een deels cultureel weefsel is dat echter aangeboren vaardigheden en talenten vereist.

Als taal eenmaal bestaat, zijn degenen die er op een superieure manier mee flirten, adverteren en onderhandelen in het voordeel: dat vertaalt zich uiteindelijk in reproductiesucces. Zo verspreiden genen voor dit soort talenten zich. Vanaf het moment dat taal het mogelijk maakte anderen steeds preciezer en pinniger op hun verplichtingen te wijzen, werd het ook steeds belangrijker smeuïge smoezen te verzinnen: het gevolg was een co-evolutie van taal en moraal, een wapenwedloop van de moraliserende en zich excuserende geest. Naarmate mensen steeds afhankelijker werden van elkaar en goede taakverdelingen, kwamen ze steeds meer vast te zitten in deze spiraal of wapenwedloop. Taal, techniek en moraal konden elkaar zo onderling te versterken. Gedurende de hele geschreven geschiedenis zijn samenwerkingsverbanden tussen mensen gebaseerd geweest op complexe taakverdelingen, waarbij gedetailleerde technische informatie vervlochten was met het verbale touwtrekken aan de onzichtbare kabels van rechten en plichten.

Maar niet alles is in woorden uit te drukken, zeker als het gaat om vertrouwen. Hoe weet je zeker dat iemand zich aan zijn beloften gaat houden? Woorden kunnen wat dat betreft redelijk bedrieglijk zijn. Een gemeenschap verbonden door onzichtbare banden van impliciete contracten met rechten en plichten heeft meer manieren nodig om deze banden te bevestigen en herbevestigen. Er zijn bijeenkomsten nodig waarin enigszins zichtbaar is wie bij de coalitie behoort en welke rol iedereen heeft. Het mooist is als er gerefereerd kan worden aan een gemeenschappelijke geschiedenis – als via verhalen en voorbeelden duidelijk gemaakt kan worden wat er van iedereen verwacht wordt. Maar betekent dit dat iedereen maar moet slikken wat de welbespraakte leiders hen voorhouden?

Het zou mooi zijn als iedereen zich zou kunnen beroepen op onzichtbare instanties die een rotsvast fundament verschaffen aan de gemeenschappelijke waarden en normen. Leiders hoeven zich dan niet autoritair op te stellen, maar kunnen zich beroepen op een apart domein dat hen legitimiteit verschaft en dat meer ontzag inboezemt dan zijzelf doen. Het zou dan mogelijk zijn semi-objectief over het gemeenschappelijke goede te praten zonder de indruk te wekken dat het slechts om een zoveelste discutabele opvatting gaat.

“Omdat god en goden niet bestaan,
moesten onze voorouders ze wel uitvinden”

Dus omdat god en goden niet bestaan, moesten onze voorouders ze wel uitvinden. Godsdienst lijkt mij een ideale manier om alle neuzen één kant op te krijgen. Door aanwezig te zijn bij een viering laat je zien dat je erbij wil horen, door mee te doen met rituelen laat je zien dat je bereid bent er wat voor te doen, door mee te praten met de verhalen laat je zien dat je aanspreekbaar bent op de gemeenschappelijke normen en waarden. De leidende machten moeten wel onzichtbaar en mysterieus zijn: anders zou iedereen ze gaan vragen waarop ze zich eigenlijk baseren en waarom ze zich zo raar gedragen.

Iedereen die aannemelijk kan maken dat hij beschikt over een wonderbaarlijk talent om contact te leggen met de werkelijk sturende machten kan een gevoel van ontzag opwekken en in alle bescheidenheid een vergaande vorm van gehoorzaamheid eisen. Volgens Lewis-Williams (2010) is religie vooral geëvolueerd om te verklaren waarom mensen soms visioenen krijgen en stemmen horen. Het is echter ook mogelijk dat rare geestestoestanden, trance en visioenen binnen de context van godsdiensten opeens functioneel en bruikbaar werden (Slurink, 2011). Volgens de evolutionaire psychiatrie kan de schizotype persoonlijkheid zelfs geëvolueerd zijn om bij de splitsing van een stam de leiderschapsrol over te nemen (Stevens & Price, 1996). Schizofrenie is een extreme vorm van deze schizotype persoonlijkheid: misschien zijn profeten met hun visioenen wel geslaagde schizofrenen en zijn gekken in feite dus mislukte profeten.

Bovendien waren mensen als spoorzoekers en werktuigmakers sinds het moment dat ze begonnen te praten bij kampvuren op zoek naar verklaringen voor allerhande fenomenen. Iedereen die een plausibele verklaring kon verschaffen, wekte nieuwsgierigheid; met zijn verhalen kon hij vervolgens gaan manipuleren. Daarnaast is het gevoel dat je geen enkele macht over je lot hebt beklemmend. In plaats van je in je eentje machteloos te voelen is het een stuk gezonder je groepsgewijs vast te klampen aan een illusie. Als er onzichtbare machten ‘achter’ de natuurverschijnselen zitten kun je deze ten minste door smeekbeden proberen te beïnvloeden. Als je weinig bondgenoten hebt in de ware wereld, kun je ook op zoek naar bondgenoten in de wereld ‘achter’ de ware wereld. De goden weerspiegelen wat dat betreft onze eenzaamheid en onmacht. Omdat we als sociale en inlevende wezens voortdurend verdacht moeten zijn op opzet, is het vervolgens bijna onvermijdelijk overal ‘bedoelingen’ en ‘tekens’ in te gaan zien (Slurink, 1985; Boyer, 2002, Bering, 2010).

Zo bezien is het helemaal niet zo raar dat mensen in een bepaalde fase van hun evolutie of geschiedenis hun gebrek aan kennis hebben omgezet in een gemeenschappelijk geloof dat hun in ieder geval saamhorigheid, richting en zin verschafte – een cultus die hun cultuur fundeerde. Het is niet nodig het ontstaan van zo’n geloof te zien als een eenmalige ‘uitvinding’ of als een louter cognitief mentaal virus, zoals de memologen doen (Dawkins en Dennett). Het is veel waarschijnlijker dat er al eerder groepsbindende rituelen zijn geweest waar men geleidelijk woorden bij is gaan zoeken. Genieten van contact zit ons zoogdieren letterlijk in het bloed – in de vorm van endorfinen, stofjes die de zevende hemel ook vullen met geaaide katten en gevlooide apen. Religieuze rituelen lijken gericht op het oproepen van een collectieve endorfineroes die een diep gevoel van verbondenheid teweeg brengt (Nelson, 2011). (…)

We dienen niet te vergeten dat veel menselijke samenlevingen hun overleven danken aan een aantal zorgvuldig gekoesterde tradities, waarin de levenservaring van generaties is opgeslagen. In feite doet het er vaak niet toe welk verhaal gebruikt wordt om deze tradities gezag te verlenen – als er maar een verhaal is dat een zeker gezag uitstraalt en dat de angst overbrengt dat het niet nakomen van die tradities schadelijk kan zijn. Vaak zijn de echte redenen achter een bepaalde traditie niet bekend of niet meer uit te leggen en is alleen nog een religieus of mythisch getint verhaal in staat een traditie gezag te verlenen. Marvin Harris (1975) beschrijft bijvoorbeeld hoe zinvol het is om in India je koeien heilig te verklaren – ze slachten levert minder op dan ze te laten leven voor de mest – en in het Midden-Oosten geen varkens te kweken – varkens zijn bosdieren en ze houden in woestijnen kost enorm veel energie en water. Maar niet elke leider hoeft nog precies te weten waarom een bepaalde traditie bestaat.

“Het allergrootste probleem dat religie probeert op te lossen
blijft de verleiding die uitgaat van parasitisme en profiteurs”

Ook ouders moeten de ‘waarom?’- vraag van een kind soms beantwoorden met een dictatoriaal ‘Omdat ik het zeg’. Het bovennatuurlijke lijkt zo andermaal te zijn uitgevonden om waardevolle, maar moeilijk uitlegbare tradities te beschermen en tegelijkertijd het probleem van de legitimiteit van gezag op te lossen.

Het allergrootste probleem dat religie probeert op te lossen blijft echter de verleiding die uitgaat van parasitisme en profiteurs. D.S. Wilson suggereert dat religie verklaard moet worden binnen zijn model van selectie op meerdere niveaus: de religieuze leiders zouden dan in feite een stem geven aan het belang van de groep tegenover de individuele belangen.

Het is echter opvallend hoe goed veel van dat soort leiders juist zorgen voor zichzelf. Het is de vraag of je echte selectie op meerdere niveaus nodig hebt om een voortdurend conflict tussen groeps- en eigenbelang te verklaren. Zoals ik in het vorige hoofdstuk al liet zien, zijn er nu eenmaal zowel gedeelde als individuele belangen op het moment dat je meerdere individuen bij elkaar zet.

Dat impliceert natuurlijk ook weer niet dat religieuze leiders alleen maar uit zijn op hun eigenbelang. Op het moment is de publieke opinie terecht kritisch over de katholieke kerk, nu blijkt dat deze het misdadig gedrag van sommige pedofiele priesters met de mantel der liefde heeft bedekt. Dat moet ons echter niet verleiden tot de gedachte dat religie overal en altijd autoritair en achterlijk is en nooit bijgedragen heeft aan het welzijn van de samenleving. Het christendom lijkt wel degelijk onderdeel geweest te zijn van het civilisatieproces, waarin de waarde van elk individu en de mogelijkheid van samenwerking en verzoening centraal kwamen te staan. Zoals Reynolds en Tanner in 1983 claimden, past het christendom goed bij monogamie en veel zorg voor de afzonderlijke kinderen – in technische termen K-selectie in tegenstelling tot r-selectie, een voortplantingsstrategie die goed past bij een moderne informatiemaatschappij. Het christendom kan in principe te allen tijde bijdragen aan een besef van de noodzaak van mensenrechten, sociale rechtvaardigheid of het behoud van het milieu.

De vraag dringt zich ondertussen op of religie een alleenrecht heeft op de moraal?

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Related Posts

freud darwin sofa

Sofa’s en zebravinken over betrouwbare kennis

van bach tot bacterie

We zouden zombies kunnen zijn

denken over denken

Filosofie voor psychologen

ISVW-iFilosofie #12 - Scholing van de geest

SCHOLING VAN DE GEEST

Reageer