Houd eens wat vaker je mond

0 Flares 0 Flares ×

Waarom zijn we zo compulsief bezig onszelf te uiten? Peter Venmans ging op zoek naar het antwoord op die vraag, en presenteert een mooi alternatief in zijn essay: Discretie. Ervoor kiezen even niet het achterste van je tong te laten zien is een in de vergetelheid geraakte deugd, vindt Venmans. Eentje waar we tegenwoordig wel weer wat meer oog voor mogen hebben.

Tekst: Merel Aalders

Baltasar Gracián

Discretie speelt niet meer zo’n grote rol in onze levens, en dat is jammer. In zijn poging het stof van deze deugd af te poetsen gaat Venmans te rade bij Baltasar Gracián, een Spaanse jezuïet. Hij leefde in de eerste helft van de zeventiende eeuw, en wist als geen ander hoe de levenskunst van de discretie bedreven moest worden. In zijn El Discreto (De levenskunstenaar) en De Criticon (De criticon of de kunst van het leven) neemt discretie al een prominente plek in, maar zijn Handorakel voorziet de lezer helemaal van nuttige aforismen die een voorzichtige levenskunst promoten. Graciáns gedachtegoed heeft volgens Venmans een grote invloed op de Europese ideeënleer gehad. Onder meer door de aanbevelingen van Schopenhauer werd het Handorakel een Europese bestseller en het wordt nog steeds gelezen als praktisch handboek voor de kunst van het leven. Wat Gracián onderscheidt van andere denkers, is dat hij menselijke relaties vooropstelt, in plaats van bijvoorbeeld het Griekse parrèsia: waarheidsspreken. Leefbaarheid was voor hem belangrijker dan vrije meningsuiting.

Het onderscheidend vermogen

De discrete persoon volgens Gracián heeft zelfkennis, houdt van het voeren van fijnzinnige gesprekken en prikt door de schone schijn van anderen heen. Ergens is hij ook listig, want hij geeft nooit al zijn kennis prijs. Hij is galant en vrijgevig. Maar wat het allerbelangrijkst is, is dat hij een juist onderscheidend vermogen bezit. Gracián besefte maar al te goed dat all the world’s a stage: in het schouwtoneel van het sociale leven spelen we een rol die verschillend is van ons ware zelf. Dat verschil moeten we onderkennen en op waarde schatten. Daarnaast moeten we proberen erudiet te worden, want ‘boeken maken ons tot personen’. Ook de juiste vrienden kiezen om filosofische gesprekken mee te voeren is essentieel (vulgaire mensen moet je daarentegen weren) en door veel te reizen kun je er ook voor zorgen dat je minder naïef wordt. Al deze leefregels dragen bij aan het worden van een substantieel persoon, en dat zorgt weer voor een goed onderscheidend vermogen. Dat betekent niet dat je je medemens jouw principes over goed en kwaad moet opleggen. Integendeel: de discrete persoon is buigzaam en weet dat iedere situatie opnieuw vraagt om het maken van het onderscheid tussen juist en onjuist handelen. Je maakt steeds gebruik van de informatie en de wijsheid die je hebt, en velt uiteindelijk een weloverwogen oordeel.

‘Ik trek me even terug’

Wat heeft dat nou allemaal met discretie te maken? Met de discretie zoals wij haar kennen nog niet zoveel. Tegenwoordig denken we bij de toekenning ‘discreet’ vooral aan iemand die goed geheimen kan bewaren, die niet zomaar z’n mond opentrekt. Het woord ‘discretie’ vindt zijn oorsprong in het Latijnse discernere: onderscheiden. De connotatie van het vermogen tot onderscheiden is langzamerhand uit ons begrippenstelsel verdwenen. En dat terwijl we moeten kunnen bedenken dat iemand die zijn mening niet van de daken schreeuwt, daar vaak een goede reden voor heeft. Misschien voelt hij zich niet in de positie om te oordelen omdat hij (nog) niet genoeg informatie heeft, of mist hij een bepaald inzicht. Hij trekt zich terug, maar niet omdat hij ongeïnteresseerd is. Hij heeft alleen even tijd nodig om juist van onjuist te kunnen onderscheiden. Een discreet persoon zal later terugkomen met een uitgekiemd oordeel waarover hij goed en diep heeft nagedacht.

Expressie en ratio

Dat we niet allemaal wat vaker even stil zijn, is volgens Venmans te wijten aan Rousseau. Romantici als hij voelden zich aangetrokken tot alles wat zich in de schemer en het duister bevond, want wat zich daar schuilhield was, zo meenden ze, authenticiteit. Zo ontstond er bij de romantici een obsessie met het transparant maken van het authentieke zelf. Zelfontplooiing: ‘worden wie je bent’ en daar expressie aan geven. Waarom dit ‘expressivisme’ en de authenticiteit precies zo onwenselijk of onwaar zijn, verduidelijkt Venmans verder niet. Hiernaast is de moderne mentaliteit volgens Venmans te wijten aan het rationalisme en de wetenschappelijke methode die in de verlichting tot leven kwamen. Door het bestaan daarvan is het bijna ondenkbaar dat we feiten niet zouden hoeven kennen en ze maar even zouden laten voor wat ze zijn, omsluierd met een laagje mystiek. De waarde die we hechten aan kennis en zelfexpressie, verdringt de deugd van de discretie naar de achtergrond. Venmans versimpelt hiermee wel ‘de’ wetenschap: het zou de vervanger van religie zijn en bovendien een vijand voor discretie. Tegelijkertijd spreekt hij wel van de noodzaak tot een nieuwe, ecologische beschrijving van de menselijke conditie – kennis die we hebben te danken aan wetenschap.

‘Liefde voor de wereld is liefde voor wat ons tegelijk scheidt en verbindt’

Samenleven

Dat transparantie de norm lijkt te zijn geworden, schreef ook Byung-Chul Han al in De transparante samenleving (2012). In dit kleine boekje zet hij uiteen hoe het transparantie-ideaal ons terroriseert. Volgens Han zijn we vervuld van het idee dat alles doorzichtig moet zijn, want een begrijpelijke samenleving is een progressieve, positieve samenleving waarin niemand een verliezer is. Maar juist voor echte diepgang is geheimhouding nodig. Er ontstaat pas aantrekkingskracht als je niet alles van de ander kunt weten. Dan pas komt er een speelruimte die betekenis genereert. Tegenover de lusteloze, totalitaire transparantie zet Venmans iets anders: amor mundi, liefde voor de wereld. Hij denkt hierbij aan Hannah Arendt, die zeer maatschappelijk betrokken was maar zich daarbij bewust bleef van de noodzaak tot individueel zelfbehoud. Voor haar was het belangrijk rekening te houden met de pluraliteit van individuen, in plaats van menselijk geluk als een optelsom te zien. Venmans formuleert amor mundi zo: ‘De wereld is de tussenruimte die ontstaat wanneer mensen allerlei relaties met elkaar aangaan en samen iets tot stand brengen. Liefde voor de wereld is liefde voor het tussen dat ons tegelijk scheidt en verbindt.’ Goed samenleven vereist dus dat we de verschillen achter onze sociale maskers erkennen en daar tolerant mee omgaan. Dat is aannemelijk: gelijkwaardigheid en gelijkvormigheid zijn immers niet hetzelfde.

Hoe word ik discreet?

De vraag die overblijft is hoe discretie kan worden toegepast door iemand met een moderne mentaliteit. Volgens Venmans is er een aantal zaken waar we rekening mee kunnen houden. Discretie is bijvoorbeeld iets relationeels: er zijn altijd meerderen bij betrokken. Jij hebt geen controle over hoe anderen zich gedragen, maar je kunt zelf wel je oordeelsvermogen oefenen. Je zal nauwgezet moeten zijn, want mensen kunnen strategisch ‘bullshit’ zaaien en het ene onzinverhaal met het andere afwenden, maar jij moet proberen accuraat te zijn en daar doorheen te prikken. Toch wil je ook galant blijven, want wie ook maar een beetje levenservaring heeft weet dat stijl soms meer kan bewerkstelligen dansubstantie. Hoeveel moeite iets je kost houd je geheim, want een moeiteloze presentatie houdt alles speels.

Het klinkt allemaal vrij dwingend, maar Venmans probeert je niets aan te smeren. Dat betekent echter ook dat het essay wat relevantie mist, want waarom moet dit dan interesseren? Er zijn wat toespelingen op de tirannie van Trump en zijn narcistische ‘bullshit’, maar voor de echt rake beschrijvingen van politiekmaatschappelijke klimaat kun je beter bij Byung-Chul Han terecht. Een antwoord op de vraag wat er mis is met waarheidsspreken ontbreekt, evenals een substantiële onderbouwing voor de uitspraak dat authenticiteit een illusie is, ‘en dat je daarom moet leren leven met de rollen die je toebedeeld zijn’. Discretie lijkt vooral geschikt voor lezers die de heersende norm beu zijn en willen lezen wat ze al vermoedden. Voor anderen ontbreekt misschien toch een overtuigend argument om discreet te willen worden.

Conclusie

Venmans bekijkt de discretie van allerlei verschillende kanten, waardoor duidelijk wordt dat zij ondergesneeuwd is geraakt door de moderne mentaliteit. Ondanks de normatieve toon die hij bezigt, blijft het essay echter in het beschrijvende hangen. Een sterke reden om discretie boven expressie te kiezen, ontbreekt voor iemand die het eigenlijk allemaal wel prima vindt. Als het op de eenentwintigste eeuw aankomt verschaft Venmans bovendien geen hele heldere aanbevelingen voor het beoefenen van de discrete levenskunst. Het voorstel dat de #metoobeweging wel wat discretie had kunnen gebruiken zal ongetwijfeld weerstand opwekken, en ook de beschrijving van galanterie als goedbedoelde neutralisering van het machtsspel tussen man en vrouw kan in het verkeerde keelgat schieten. Het meest pragmatische devies dat uit Discretie gedestilleerd kan worden is: ‘houd eens wat vaker je mond’. Maar Venmans is geen Gracián: echt specifieke suggesties voor het beoefenen van een levenskunst lijken lastig te formuleren. Misschien omdat het lastig is van individualisme terug te komen. We laten ons immers niet graag vertellen hoe we moeten zijn. Discretie is dus vooral aan te raden als jij ook al zo gek wordt van die overdaad aan zelfexpressie. Zo niet vindt het misschien weinig weerklank.

Peter Venmans, Discretie. Essay over een vergeten deugd. Amsterdam-Antwerpen: Atlas Contact, 2019.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer