Geleide vrijheid en tijd verspillen – opvoeding volgens Rousseau:

0 Flares 0 Flares ×

 

Interview met Daan Roovers

 

Hoe voed je kinderen goed op in deze tijd? Dat is de vraag die in de serie Nieuw licht werd voorgelegd aan filosoof en moeder van twee jonge zonen Daan Roovers. Het essay Mensen maken is daarop haar antwoord. Aan de hand van het boek Emile van Rousseau vertelt Roovers hoe je kinderen via ‘geleide vrijheid’ grootbrengt in onze maatschappij vol prikkels en uitdagingen. 

 

Tekst: Anne Schaap

 

Het boek Emile van Rousseau vertelt over een jongen die in het bos opgroeit en die bewust buiten de wereld wordt gehouden door zijn begeleider. Wat heeft je geraakt in dat boek?

 

Rousseau stelt dat kinderen goed worden geboren, maar verdorven worden door de wereld. Dat is wel erg pessimistisch, maar het mooie is dat Rousseau stelt: ‘Als die kindertijd zo leuk en fijn is, waarom proberen we daar dan zo veel in te stoppen? Waarom proberen we niet zo veel mogelijk tijd te verspillen, tijd te verliezen.’ Hij meent dat een kind als kind behandeld moet worden en niet als kleine volwassene.

 

Vandaag de dag zeggen we wel dat we vinden dat kinderen kind moeten zijn, maar als je goed kijkt maken we kinderen al jong verantwoordelijk voor heel veel. Een voorbeeld is dat we kinderen al snel willen leren lopen en dat gaan oefenen. Rousseau zegt dan zoiets als: ‘Wat een onzin, want ik heb nog nooit een volwassene gezien die niet kon lopen omdat z’n ouders het hem vergaten te leren.’ Veel waar we druk mee bezig zijn in de kindertijd leren ze eigenlijk vanzelf wel.

 

Wanneer je zegt dat we kinderen in hun eerste jaren vrijer moeten laten spreek je in jouw boek over ‘geleide vrijheid’. Kan je uitleggen wat je daarmee bedoelt?

 

In het boek Emile loopt de jongen vrij in het bos en hij kiest zijn eigen weg. In die zin is hij vrij. Maar zijn opvoeder is altijd in de buurt. Er is niemand die zegt dat hij iets moet doen of niet mag, maar zijn begeleider denkt vooruit. Hij laat Emile bijvoorbeeld bewust verdwalen zodat hij de weg leert vinden. Zijn begeleider probeert hem op een onopvallende manier dingen te leren. Dit idee is ook invloedrijk geworden in het onderwijs – vooral in het montessorionderwijs – waarbij wordt gezegd dat de omgeving de nieuwsgierigheid van het kind moet prikkelen.

 

Rousseau zegt: hoe vrijer je het kind laat, hoe meer aandacht je voor het kind moet hebben. Dat lijkt een paradox, maar een kind dat in onvrijheid opgroeit, daar hoef je eigenlijk niet naar om te kijken. Als je bijvoorbeeld geen tijd hebt voor je kind dan leg je het in de box. We denken vaak dat vrij laten hetzelfde is als loslaten. Rousseau zou zeggen dat vrijlaten het ‘met aandacht volgen van een kind’ betekent. Het gaat dus om ‘geleide vrijheid’. Je zegt niet wat het kind moet doen, maar je houdt wel in de gaten wat het doet en denkt daarbij vooruit.

 

Er is dus ook geen sprake van een grenzeloze vrijheid voor het kind?

 

Nee, je legt de hele dag grenzen op aan een kind. Afhankelijk van de leeftijd en het kind natuurlijk. Het begint bij fysieke veiligheid met heel concrete grenzen: ‘niet met je vingers in het stopcontact’ en ‘geen knikkers in je mond steken’. Maar de grenzen worden steeds vager en abstracter, van ‘je mag op een dag maar een half uur op de iPad’ naar ‘je moet mensen vriendelijk begroeten als je binnenkomt’. Kant beschrijft de opvoeding op een heldere wijze: het begint met zindelijk worden en beheersing, eten met mes en vork, dan lezen en schrijven, muziek maken en pas na je twaalfde komt de morele opvoeding. Van disciplinering ga je naar cultivering, civilisering en daarna pas naar moralisering.

 

In jouw boek schrijf je op een vriendelijke manier eigenlijk heel maatschappijkritisch. Zo stel je dat de hedendaagse ouders bewuster moeten zijn van die ‘morele opvoeding’. Wat ontbreekt er tegenwoordig en hoe zou het moeten zijn?

 

Opvoeden is best veel werk en ik merk om mij heen dat je als opvoeder kijkt naar wat je al hebt gehad en wat nog moet. Van zwemdiploma’s tot het doorlopen van de schoolklassen. Je bent soms geneigd te denken dat het klaar is. De meest essentiële dingen leren ze al vroeg aan, bijvoorbeeld veilig de straat oversteken. Als je dat gehad hebt dan ben je als opvoeder geneigd achterover te leunen.

 

Je kunt nog een stapje verder gaan en meer met de sociale opvoeding bezig zijn. Daarbij gaat het om de omgangsvormen. Maar zelfs na de sociale opvoeding ben je nog niet klaar. Kant stelt dat het belangrijkste is dat kinderen leren denken. Het leren denken betekent dat ze uit vrije wil het goede herkennen en het goede doen. Niet omdat het moet, maar omdat ze het zelf willen. Bij het leren van moraal werkt straffen daarom ook niet. Je mag kinderen best straffen als ze te laat komen, want dat is een arbitraire regel. De legitimiteit van die regel hangt niet af van wat jij daarvan vindt. Als het gaat om moraal moet je proberen dat kinderen die van binnenuit ontwikkelen. Als je bij immoreel gedrag straft, doe je alsof het een gebod is van buitenaf, waar je je niet aan hoeft te houden als de meester de klas uit is, de opvoeder even niet kijkt of de politieagent de straat uit is. Dan blijft het een  ‘oppervlakkig, dun moraaltje’ dat afhangt van de aanwezigheid van toezicht.

 

Ik denk dat die ‘morele opvoeding’ waarbij kinderen leren denken nu misschien nog wel belangrijker is dan in de tijd van Rousseau en Kant, want onze vrijheid is exponentieel toegenomen. Daarmee ook onze verantwoordelijkheid. Hoe minder is voorgeschreven in de samenleving, hoe meer je zelf moet nadenken over welke keuzes je maakt.

 

Je zegt in jouw boek: ‘we vergissen ons als we kinderen voorprogrammeren voor de huidige wereld.’ We zouden volgens jou moeten opvoeden voor de wereld van morgen, maar hoe kun je verantwoord opvoeden voor een toekomst die nauwelijks te voorspellen valt?

 

Kinderen voorbereiden op de toekomst gaat tegenwoordig vaak over ‘iPad-scholen’ en omgaan met technologie, maar dat vind ik te beperkt. De omgang met technologie leren kinderen juist gemakkelijk uit zichzelf. Dat hoef je niet op school te leren. Je moet eerder wat ik ‘bildung’ noem bevorderen: niet de concrete vorming tot een bepaald ambacht heeft daar de aandacht, maar het jezelf vormen in relatie tot de wereld. Je eigen plek in de wereld kennen. Op jonge leeftijd moet je niet te zeer bezig zijn met nuttige vaardigheden voor later.

 

Wat ik heel mooi vind in het gedachtegoed van Hannah Arendt is dat ze zegt dat in de opvoeding twee dingen samen komen: liefde voor het kind én liefde voor de wereld. Die horen bij elkaar. Het kind moet de wereld later verder vormgeven. Arendt stelt dat kinderen het vermogen hebben iets nieuws te creëren en dat heeft consequenties voor het onderwijs.

 

Kun je kinderen voorbereiden op de ongewisse toekomst door ze te ‘leren denken’ zoals Kant wilde?

 

Ja, denken is bij uitstek een vermogen dat je je eigen maakt en dat niemand je meer af kan leren. Het geeft kinderen eigenwaarde. Het lijkt mij vermogen nummer één om te ontwikkelen. Dat is niet alleen een taak van het onderwijs en de opvoeders, maar het zou een gedeeld idee moeten zijn in onze hele samenleving.

 

In onze moderne maatschappij vol prikkels, door bijvoorbeeld sociale media, komt er veel op kinderen af waar ze beïnvloed door raken. Hoe kan daar in de opvoeding het best mee worden omgegaan?

 

Er groeit nu inderdaad een generatie kinderen op die veel prikkels krijgen en daar hebben we geen ervaring mee. Misschien dat ze het moeiteloos absorberen en filteren, maar dat valt nog te bezien. Het wordt moeilijk om hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden of om het verschil tussen echt- en nepnieuws te zien. Er is veel informatie, maar weinig structuur.

 

Kinderen groeien op met veel kennis over de wereld. Het jeugdjournaal vind ik heel goed, maar het is wel nieuw dat kinderen in deze mate – twee keer per dag – het nieuws kunnen volgen. Kinderen weten meer dan jij en ik vroeger wisten en ze verhouden zich daar ook toe. We weten – mede door Rousseau – dat als je veel kennis hebt van dingen waar je geen invloed op hebt afstomping of onverschilligheid voor de hand liggen.

 

Stel – als gedachte-experiment: je voedt een generatie kinderen op die vanaf hun zevende jaar al weten waar het op de wereld precies oorlog is, wordt dat dan niet een heel apathische generatie? Kunnen kinderen hun initiële betrokkenheid wel vasthouden of slaat die om naar onverschilligheid?

 

Ligt in de overdaad van informatie in jouw ogen dan een risico voor het streven van Hannah Arendt om zo op te voeden dat het kind later verantwoord met de wereld om zal gaan?

 

Arendt zegt eigenlijk net als Rousseau dat kinderen tot hun 18e geen verantwoordelijkheid voor de wereld hebben. Je kunt ze er best over vertellen, maar je moet ze er nog niet te veel mee lastig vallen. Op scholen is het tegenwoordig heel normaal om een dag de verwarming niet aan te zetten om het milieu te sparen. Ik vind dat altijd wel mooi, maar het heeft ook nadelen. Arendt zou zoiets zeggen als: de wereld zoals hij er nu voor staat is de verantwoordelijkheid van de volwassenen. Als de ijskappen smelten moet je niet de kinderen daarvoor verantwoordelijk maken. Het is een gebrek aan autoriteit van de ouders dat zij dat probleem niet kunnen oplossen. Laten ze zelf hun handen uit de mouwen steken. Het belangrijkste wat ik wil zeggen is dat volwassenen verantwoordelijkheid moeten nemen en zich niet moeten afkeren van het nieuws of de problemen die er nu zijn. Ik vind dus eigenlijk dat – mijn kinderen zijn nu 7 en 9 jaar en ze zijn al erg geïnteresseerd in het nieuws – kinderen op een gedoseerde manier over de wereld mogen horen. Je moet bijvoorbeeld oppassen met snelle en gemakkelijke opinies.

 

Gaat het ook bij de verwerking van prikkels en het nieuws weer om de ‘geleide vrijheid’?

 

Ja, dat denk ik wel. Ze moeten hun eigen oordeel kunnen vormen en zelf leren denken. Ik probeer ze wel – voor zover dat kan – een open en positief wereldbeeld mee te geven. Het amor mundi perspectief van Hannah Arendt: vanuit een liefdevolle betrokkenheid tot de wereld probeer ik de informatie over te brengen aan mijn kinderen. En inderdaad niet alles tegelijkertijd. Mijn kinderen willen bijvoorbeeld graag het tv-programma Brugklas zien, maar dat gaat al over loverboys. Ik zat de eerste keer mee te kijken en dat sloeg gewoon drie stappen over voor mijn kinderen, dus dan mogen ze het van mij niet meer zien.

 

Kan het leren omgaan met nieuws en prikkels niet net zo werken als lopen en technologie: dat leren kinderen vanzelf wel?

 

Dat zeggen mensen inderdaad wel eens. Met het leren lopen hebben wij evolutionair al een lange weg achter ons, terwijl dit helemaal nieuw is. Er is al onderzoek dat zegt dat je bijvoorbeeld slechter slaapt als je ’s avonds je smartphone gebruikt. Het is denk ik evident dat overdaad ongezonde consequenties kan hebben, maar wat het effect is van veel en heftig nieuws is moeilijk te zeggen. Dat weten we niet precies. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om niet te gemakkelijk uit te gaan van de veronderstelling dat het wel los zal lopen. Daar hebben we namelijk helemaal geen aanwijzingen voor.

 

Behalve dat er veel over kinderen heen komt is ook de rol van de ouder in de loop der tijd sterk veranderd. Bijna alle ouders combineren opvoeden met een baan, en een burn-out is tegenwoordig helaas een vaak voorkomend verschijnsel. Toch hoorde ik je in het begin van dit interview zeggen dat opvoeders tijd moeten durven verliezen. Wat bedoel je daarmee en hoe krijgen moderne ouders dat voor elkaar?

 

Wat je vooral kunt managen is wat je voor ogen hebt met de tijd die voor je ligt. Als je een bepaalde lege tijd voor je hebt dan moet je proberen die ook leeg te laten. Dat is wat Rousseau bedoelt met ‘tijd verliezen’ en wat ik zelf ook probeer te doen. Hoewel ik van mijn werk houd en veel uren probeer te werken, moet je toch ook een paar uur lang spelletjes kunnen doen. Zelfs spelletjes waar je eigenlijk een hekel aan hebt. Kinderen moeten zich ook kunnen vervelen, dat is heel goed. Anders ontstaat er nooit iets nieuws. Anders ben je alleen maar bezig met het verwerken van de vorige impuls. Zowel om een burn-out te vermijden als om kinderen op te voeden moet je ook tijd ongevuld laten.

 

Toen ik mijn eerste kind kreeg zei een collega tegen mij: ‘het kost geen tijd, je krijgt er juist tijd bij.’ En dat heb ik inderdaad zo ervaren. Er ontstaat veel tijd waarin je eigenlijk niks doet. Omdat je een kind in slaap moet zingen of omdat je op de rand van de zandbak zit. Er zijn heel veel uren waarin je amper iets kunt doen behalve heel concrete zorgtaken. Ik denk dat als ik geen kinderen had gehad ik zeker een burn-out had gekregen, omdat ik pas ophoud met werken als het niet anders kan. Door mijn kinderen moet ik soms wel eerder stoppen, straks moet ik bijvoorbeeld naar het schoolplein.

 

Heb je tot slot naast Emile van Rousseau nog andere leestips voor opvoeders en onderwijzers?

 

Emile is een hartstikke saai boek hoor. Een toegankelijke leestip is ‘Strijdlied van een Tijgermoeder’ van Amy Chua. Het is niet dat iedereen het moet lezen omdat die tijgermoeder-stijl navolging verdient – dat zeker niet! – maar Chua houdt ons, westerse ouders, met haar extreme opvattingen een spiegel voor. Wat wij vrije opvoeding noemen, noemt zij gemakzucht. Wat wij spontaan noemen, noemt zij brutaal. Het is heel grappig geschreven.

 

Verder hebben bijna alle filosofen wel geschreven over opvoeding en het ideaal van menswording. Daarom was pedagogiek eerst ook een soort bijvak van de filosofie. Hoewel de grote filosofen zelf meestal geen kinderen hadden. Daar hadden ze geen tijd voor want anders hadden ze die goede boeken niet kunnen schrijven, zo werkt dat nu eenmaal. Voor het schrijven van dit boek heb ik ook vaker de oppas moeten bellen dan ik zou willen…

 

Mijn leestip is een boek van Erasmus: zijn verzamelde werk nummer 3 over opvoeding. Erasmus was heel liefdevol over opvoeden. Hij zei dat je zoveel mogelijk tijd moet doorbrengen met je kinderen, want er is niets in je leven waarvan je het wel of niet slagen zo belangrijk vindt als de opvoeding van je kinderen, dus waarom zou je er niet zoveel mogelijk tijd aan besteden? Hij leefde in de 15e eeuw, maar was al vrij liberaal. Zo was hij bijvoorbeeld tegen (lijf)straffen, die in die tijd wel gebruikelijk waren. Hij zei: kijk eens naar je zoontje en besef hoeveel je van hem houdt. Dat is toch mooi.

 

Daan Roovers, Mensen maken: Nieuw licht op opvoeden. Ambo|Anthos, 2017

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Related Posts

COVER.DENKLICHT-768x1103

Denklicht. Pleidooi voor filosofisch onderwijs

COVER.ZOEKPROUST.FR_-768x1165

Op zoek naar Proust met Frans Jacobs

beminnen

Beminnen zonder te bekennen

Ambachtelijk zingeven werk verzetten

Zin maken in werk: interview met Henk Steenhuis

Reageer