De vrijheidspolitie voorbij

0 Flares 0 Flares ×

We mogen graag denken dat we het tijdperk van ideologische strijd achter ons hebben gelaten. Juist waar het ons begrip van vrijheid betreft, lijkt echter de ideologie van de vrije markt, ironisch genoeg, geen concurrentie te duchten te hebben. In De vreemde vrijheid bespeurt Laurens ten Kate niettemin een vrijheid aan gene zijde van elke ideologische invulling die precies daarom kan dienen als kritisch standpunt. 

Tekst & video: Mark Leegsma 

  ten-kate-vreemde-vrijheid

In 1954 spreekt Albert Camus op uitnodiging van de jubilerende Vereniging van Haagse Boekhandels over ‘de kunstenaar en zijn tijd’. In deze lang verloren gewaande lezing vraagt de latere winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur zich af ‘hoe de vreemde vrijheid van het scheppen mogelijk kan blijven tussen de politiekorpsen van zo veel ideologieën’. Die vraag is navrant als je bedenkt dat elk van die korpsen in dienst staat van een bepaalde, ideologisch eigen vrijheid: de vrijheid van uitbuiting voor socialisten, de vrijheid om te ondernemen voor kapitalisten, de vrijheid om je eigen bestaan in een historisch-politiek proces zin te geven voor existentialisten. Deze ideologisch getinte vrijheden, hun eventuele en hun feitelijke gewelddadige handhaving kan Camus afbakenen, omdat hij het standpunt van een daarvan onderscheiden, ‘vreemde vrijheid’ inneemt.

 

Wat is dan deze vreemde vrijheid? 

Volgens Laurens ten Kate, pas benoemd tot bijzonder hoogleraar Vrijzinnige religiositeit en humanisme aan de Universiteit voor Humanistiek Utrecht, is deze vraag 62 jaar na dato nog immer actueel. Het tijdperk van ideologische machtsblokken mag namelijk wel achter ons liggen, maar dat betekent geenszins dat vrijheid anno 2016 minder ideologisch gekleurd is. Dat we ondernemers van ons eigen bestaan heten te zijn valt, zo stelt Ten Kate, immers niet los te zien van het neoliberale idee dat behalve de markt in engere zin alle terreinen des levens tot de vrije markt behoren. Willen we ons daar kritisch toe verhouden, dan hebben we een standpunt nodig van waaruit die kritische blik mogelijk is. Dat brengt Ten Kate ertoe de vraag naar de vreemde vrijheid te stellen.

Deze vrijheid vindt haar oorsprong in het gegeven dat de zin van het menselijk bestaan niet meer is gegeven. Omdat ‘de mens de vraag naar de mens’ is verkeren we in een situatie van ‘vraagzinnigheid’, waarin we veroordeeld zijn tot de vrijheid zelf zin te scheppen. Volgens Ten Kate is deze ‘vrijzinnige conditie’, eerder dan een verschijnsel van vandaag of gisteren, al minstens twee-en-half millennium in de maak. In de periode van 800 tot 200 voor onze jaartelling zou zich namelijk, met Lao Tse en Confucius, Gautama Siddhartha de Boeddha, de Hebreeuwse profeten en de Griekse filosofen, een enorme omwenteling in geest en cultuur hebben voltrokken. Deze door de Duitse existentiefilosoof Karl Jaspers als ‘spiltijd’ aangeduide wending markeert het moment waarop de mens zich in almaar toenemende mate af zou hebben gekeerd van elk vanzelfsprekend, natuurlijk gegeven, juist om middels de techniek van de natuur te nemen wat niet is gegeven. Dit zou het tijdperk van menselijke schepping hebben ingeluid waarin wij vandaag nog altijd leven.

De scheppende daad bij uitstek betreft het scheppen van werelden – denkbeeldige betekenisnetwerken of social imaginaries, zoals Ten Kate ze noemt. Het bijzondere aan zulke imaginaries is dat er sprake is van scheppend tweerichtingsverkeer: terwijl mensen hun werelden ‘verzinnen’, is het des werelds om altijd al de mogelijke rollen die hun verzinners erin kunnen innemen te bepalen. En juist doordat werelden ons bepaalde rollen verschaffen, wordt onze persoonlijke identiteit, ons zelf, op haar beurt door die werelden geschapen. De implicatie hiervan is dat, zolang we in onze wereldscheppende daad opgaan, we géén rol in de wereld spelen en onszelf zogezegd vreemd zijn. Dat zelfverlies, concludeert Ten Kate, is wat het vreemde van Camus’ scheppende vrijheid behelst.

Aangezien het zelfverlies in de scheppende vrijheid een onthechting van dit of dat bepaalde sociale-rollenspel met zich meebrengt, markeert het tevens de overschrijding van de met deze of gene social imaginary gegeven morele speelruimte en de daardoor ingekaderde, ‘serviele’ vrijheden – zeg maar de ideologisch gekleurde vrijheden. Voor zover ze ‘voorbij goed en kwaad’ is, heet de scheppende vrijheid daarom ‘soeverein’. Dit aan Georges Bataille ontleende idee van overschrijding geeft Ten Kate tot slot het middel in handen om de vreemde vrijheid te nuanceren: juist in het onophoudelijk schommelen tussen het soeverein beginnen van een nieuwe wereld en het altijd alweer opgenomen zijn in de wereld bestaat de vreemde vrijheid van de mens. Op de onthechting volgt onvermijdelijk de thuiskomst.

Daarmee lijkt de zoektocht naar vreemde vrijheid als kritisch standpunt tegenover de ideologische vrijheidspolitie ten einde. Ten Kate gaat echter een stap verder door de dynamiek van zelfverlies en wederopname met het Christusverhaal in verband te brengen. In het licht van de vreemde vrijheid kan die stap niet zonder kritiek blijven. Als de beschreven dynamiek van onthechting en thuiskomst namelijk als structuurvoorwaarde aan elke mogelijke schepping van imaginaries voorafgaat, dan is ze van een principiëel andere orde dan feitelijk bestaande imaginaries, zoals het Christusverhaal. Een aanverwant probleem sluipt in het beroep dat Ten Kate doet op Jaspers’ spiltijd om de vrijzinnige conditie te gronden: want waarom zouden de aangehaalde historische ‘feiten’ zelf geen historiseringen van een bepaalde imaginary zijn?

Toch kan een kritische noot als deze alleen worden geformuleerd door iemand die de vruchten plukt van het werk dat Ten Kate in dit essay verzet. Want laten we eerlijk zijn: in dit boekje van krap zeventig bladzijden weet hij lastige kwesties aan te kaarten en helder uiteen te zetten. Bovenstaande kritische bedenkingen bij de – weliswaar vrijzinnig – christelijke zinspeling van Ten Kates betoog doen daar weinig aan af. Als dit werkje zich ergens toe leent, dan is het namelijk wel het te lezen vanuit een standpunt voorbij welke vrijheidspolitie dan ook.

 

Laurens ten Kate, De vreemde vrijheid. Sjibbolet, 2016.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer