De vraag die we maar niet stellen

0 Flares 0 Flares ×

Tekst: Marthe Kerkwijk

‘Hoe wil jij eigenlijk doodgaan?’ vroeg een vriendin, plompverloren tijdens het toetje in een poepsjiek restaurant. ‘Euh…’ antwoordde ik, een beetje van mijn à propos, ‘in mijn slaap, denk ik. Na een kort ziekbed gewoon niet meer wakker worden.’

‘Nee man. Saai!’ Ze wuifde mijn suffe antwoord weg met een lepel ganache. ‘Ik wil wel een beetje drama. Drijvend in het zwembad van een drugsbaron met een mes in mijn rug gevonden worden.’ Ik moet toegeven dat het idee om filmisch aan je einde te komen steeds aantrekkelijker werd naarmate de avond vorderde. Maar van dit soort stervensfantasieën kun je alleen genieten als de dood nog ver weg is. Als de dood, van jezelf of van een naaste, een reëel risico wordt, dan wordt het eng. Voor de moderne mens is de dood het grootste taboe, en onze sterfelijkheid het irritantste probleem.

We zijn Verlichtingsmensen en ons optimisme is grenzeloos. Diep vanbinnen hopen we, met onze wetenschap, de natuur in de palm van onze hand te kunnen houden. Gruwelen als de pest en tuberculose behoren tot het duistere verleden, houden we onszelf graag voor, toen we de natuur nog niet konden bedwingen.

Voor de Verlichtingsdenkers ging wetenschappelijke vooruitgang hand in hand met morele vooruitgang. De mens zou de chaotische, gewelddadige natuur ook in morele zin beteugelen. Als mensen niet meer hoefden te lijden aan schaarste, ziekte en andere natuurlijke gebreken, dan zouden ze ook geen reden meer hebben tot conflict. Ook geweld zou daarmee opgelost zijn.

Maar als ziekte en geweld problemen zijn die we op den duur oplossen, waaraan kunnen we dan nog sterven? De moderne mens heeft hierop geen antwoord. Wij willen namelijk niet sterven. Voor ons is ook onze sterfelijkheid een probleem dat een oplossing behoeft.

Maar willen we dat echt, onsterfelijk zijn? Ik niet. Ik denk dat de tijdelijkheid van het leven maakt dat we het als waardevol kunnen ervaren. Maar dat betekent ook dat ik de vraag ‘waaraan wil ik sterven?’ serieus moet nemen. Dat is een ongemakkelijke vraag, wanneer het er echt toe doet.

Het coronavirus heeft de schroeven onder ons Verlichtingsdenken een tandje losser gedraaid. Het zegt: ‘Voor mij kwamen de pest en de Spaanse griep. Je hebt ze bedwongen met hygiëne en vaccins, maar ik ben nieuw en na mij komen anderen. Wij virussen zijn je altijd een stap voor. Je ziet ons als een vijand, maar waarom? Ik heb iets te bieden: een snelle dood. Het is een tijdelijke aanbieding. Wie wil ‘m hebben? Of ga je liever dood aan iets anders? En zo ja, aan wat dan?’

Wat als we die vraag nu eens echt serieus zouden nemen? Niet als stoere fantasie tijdens het dessert, maar echt?

Op het moment van schrijven herstel ik van een verkoudheid. Was het corona? Ik weet het niet. Het begon in mijn neus en hield op bij mijn bronchiën, zoals meestal bij een verkoudheid. Maar als ik oud was, met een slechte weerstand, dan had het mijn longen kunnen bereiken. Ik stel me voor dat ik dan benauwd zou worden en in het ziekenhuis zou belanden. In slaap gebracht en, na een ziekbed van enkele weken, misschien niet meer wakker worden.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer