Als Demosthenes in de storm

0 Flares 0 Flares ×

In 1915 hield Johan Huizinga zijn inaugurele rede in Leiden, waar hij net benoemd was tot hoogleraar al- gemene geschiedenis. Hij begon met te zeggen dat hij het niet over de oorlog ging hebben, die Europa op dat moment teisterde. Want volgens hem lag het niet op de weg van een historicus om ‘als Demosthenes in de storm te spreken’.  

Tekst: Carla du Pree

 

Demosthenes was een Atheense redenaar in de vierde eeuw voor Christus. Van hem wordt verteld dat hij bij harde wind aan zee ging oefenen om met zijn stem een groot publiek te kunnen bereiken. Hij hoopte daardoor met meer succes de Atheense volksvergadering te kunnen toespreken. Daar mocht namelijk iedere mannelijke burger het woord voeren en was welsprekendheid cruciaal. ‘In de storm spreken’ werd zo een metafoor voor deelname aan het publieke de- bat, iets dat Huizinga tijdens de Eerste Wereldoorlog dus nog afwees.


Engagement  

Maar in de jaren dertig kwam hij daarop terug. Toen ging hij wel degelijk in de storm spreken en werd hij de invloedrijkste publieke intellectueel van Nederland. Hij was intussen een beroemd historicus geworden, vooral door het in 1919 verschenen Herfsttij der Middeleeuwen. En die positie gebruikte hij nu om met een breed publiek zijn zorgen te delen over de richting waarin de samenleving ging. De machtsovername door Adolf Hitler in Duitsland in 1933 vormde in dat op- zicht een kantelpunt voor Huizinga. In toespraken en artikelen ging hij nu aan- dacht vragen voor wat hij als een cultuurcrisis zag. En in 1935, na de verkiezingswinst van de NSB bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten, publiceerde hij In de schaduwen van morgen. Het werd een enorme bestseller.

Direct al met de beroemde beginregels, ‘Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het,’ slaagt Huizinga erin verbinding te maken met de lezer. Zijn diagnose is dat de snelle modernisering weliswaar veel heeft gebracht, maar dat de samenleving er ook door verzwakt is. En daardoor is er te weinig weerbaarheid tegen het opkomende populisme en nationalisme. Met zijn boek hoopt hij het publiek hiervan bewust te maken, als eerste noodzakelijke stap naar herstel.

 

De urgentie van toen en van nu  

Het engagement van Huizinga kwam voort uit een verontrusting die vergelijkbaar is met die van huidige intellectuelen over de opmars van populisme en nationalisme. Dat roept de vraag op of Huizinga betekenis kan hebben voor nu. Geeft zijn diagnose ons inzichten? En kan zijn optreden hedendaagse deelnemers aan het publieke debat inspireren? ‘Wij zien voor ogen hoe bijna alle dingen die eenmaal vast en heilig schenen wankel zijn geworden: waarheid en menselijkheid, rede en recht,’ zo schrijft Huizinga in de inleiding van In de schaduwen van morgen. De wereld is snel complexer geworden en dat is ten koste gegaan van het kritisch vermogen. De ontwikkelingen zijn voor velen niet goed meer te volgen en dat leidt er toe dat men ‘bestaan’, instincten en emotie meer gewicht gaat geven dan de rede.

De vatbaarheid voor propaganda, voor waarheid die vloeibaar, is neemt daardoor toe. En die waarheid staat volgens Huizinga sinds Nietzsche onder druk: ‘Iets is waarheid, als en zoverre het gelding heeft voor een bepaalde tijd.’ In combinatie met het ‘hypernationalisme’ is dat een ‘korrosives Gift’, zoals hij in een Duits artikel schreef. Het meest schrijnend is dat te zien in de pseudowetenschappelijke rassenleer, die al in 1935 tot het isoleren van de joodse bevolkingsgroep in Duitsland leidde. ‘De rassentheorie, die nu in Duitsland van hogerhand als nationale lesstof wordt voor- geschreven is (…) door de serieuze wetenschap nooit anders beschouwd dan als beunhazerij van de ergste soort.’

Deze diagnose van Huizinga roept, afgezien van het concrete voorbeeld van de rassenleer, associaties op met de huidige tijd: het verlies van zekerheden en daardoor de aantrekkingskracht van het nationalisme, een crisis van de rede, een toenemend anti-intellectualisme en de ‘alternatieve feiten’ bepalen nu ook het publieke debat. Maar aan de andere kant verloopt dat debat nu wel heel anders. De publieke ruimte is ingrijpend veranderd door de televisie en vooral door het internet. Massamedia zijn nu media voor én door de massa. Iedereen kan nu via de social media feiten produceren en de discussie beïnvloeden.

Welke rol hebben intellectuelen in die nieuwe context? Heeft het nu nog zin om in de storm te spreken, als om je heen iedereen mee roept? De ‘elite’ had het in de jaren dertig een stuk gemakkelijker. Huizinga kon als bekend en gewaardeerd hoogleraar grote invloed krijgen door op het juiste moment een stem te geven aan de verwarring van veel mensen. In de moderne kakofonie is dat misschien wel moeilijker geworden, maar daarmee niet zinloos. De behoefte aan duiding en aan orde in alle informatie is misschien wel groter dan ooit. Spreken als Demosthenes in de storm, soms zelfs in de orkaan: er zit niets anders op.

 

Van Carla du Pree verscheen in 2016 bij ISVW Uitgevers Johan Hui- zinga en de bezeten wereld: De rol van publieke intellectueel tussen twee wereldoorlogen.  

 

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer