Woorden zijn de werkelijkheid niet

0 Flares 0 Flares ×

Als je van een vliegtuig zou moeten benoemen wat het belangrijkste onderdeel is, zou je kunnen zeggen dat het de motor is. Zonder motor kan het niet vliegen, maar dat betekent niet dat de vliegtuigmotor vliegt. Het vliegtuig heeft ook vleugels nodig en een romp. Hetzelfde geldt voor mensen die stellen dat onze hersenen denken. Volgens filosoof Marjan Slob is dat een denkfout: mensen denken, al zijn hersenen wel een belangrijk onderdeel van het proces.  

Tekst: Francien Homan

 

In Hersenbeest kijkt Marjan Slob kritisch naar het onderzoek over het grote mysterie van onze hersenen en onze geest. Haar belangrijkste claim is dat hersenonderzoekers vaak vergeten dat het vocabulaire dat ze gebruiken om de werkelijkheid te benaderen niet hetzelfde is als de werkelijkheid zelf.  Ze wil met het boek duidelijk maken dat hersenwetenschappen niet in hun eentje kunnen duiden wat het is om mens te zijn. Voor een volledig beeld van de mens heb je ook geesteswetenschappelijke noties nodig.

 

Filosofie van de geest in vogelvlucht 

De negentien essays in Hersenbeest volgen een heldere lijn en nemen je mee op reis door de eeuwenoude kwesties over de mens: van brein tot bewustzijn, van het zelf tot vrije wil. Het zijn geen kleine onderwerpen die ze aansnijdt, maar toch weet Slob in deze vogelvlucht helder en toegankelijk de belangrijkste zaken uiteen te zetten, met als epiloog een overSlob Hersenbeestzicht van de belangrijkste stellingen. Door het hele boek heen blijft ze dicht bij haar missie: een kritische blik op de onderneming van wetenschappers en filosofen om onszelf te duiden.

Naast een introductie in verschillende bekende theorieën en denkers uit de filosofie van de geest, zoals Harry Frankfurt over de vrije wil en Benjamin Libet over bewust en onbewust handelen, haalt Slob inspiratie en inzichten uit de kunsten en de geesteswetenschappen. Door deze twee perspectieven te combineren toont ze aan dat we voor een compleet beeld van de mens zowel natuur- als geesteswetenschappen nodig hebben en dat de verschillende vocabulaires elkaar juist aanvullen in plaats van uitsluiten. Uitspraken als ‘Ik ben verdrietig’ en ‘Ik voel me verloren’ hebben wel degelijk betekenis: ze verwijzen naar een fenomeen, een ervaring. Dit wordt wel eens door hersenwetenschappers over het hoofd gezien, omdat deze onzichtbaar als je naar de roze-grijze massa in ons hoofd kijkt.

 

De kever in het doosje

Een van de problemen van het onderzoek naar hersenen en hersenprocessen is dat iedereen alleen maar toegang heeft tot zijn of haar eigen hoofd. Zoals Slob zegt: van de kosmos is er maar eentje en daar hebben we op dezelfde wijze toegang toe. Maar niemand kan in jouw hoofd kijken, behalve jijzelf. Het grote gevaar schuilt dus in het feit dat we proberen om objectieve uitspraken te doen over iets dat inherent subjectief is. En dus moeten we oppassen met de woorden die we daarvoor gebruiken en met de conclusies die we trekken uit bevindingen.

Slob illustreert dit met het beroemde analogie van Ludwig Wittgenstein. Stel je een wereld voor waarin we allemaal een doosje bij ons dragen met een kever erin. Iedereen weet hoe zijn of haar eigen kever eruitziet, want je kunt in het doosje kijken, maar niemand kan in het doosje van een ander kijken. We noemen het wel allemaal een kever, maar je weet nooit zeker of de ander ook echt een kever ziet. Wat zit er in zijn doosje? Misschien wel helemaal niets! De analogie laat zien dat gedachten en emoties alleen beschikbaar zijn voor jou, degene bij wie ze rondzweven. Wel kun je ze een naam geven om erover te praten en het begrijpelijk te maken aan een ander: ik heb pijn, ik voel me schuldig, ik ben verrast. Maar zeker weten wat de ander voelt als hij of zij dezelfde woorden gebruikt, kun je nooit.

We moeten dus manieren verzinnen om erachter te komen wat er in het doosje zit. Hersenwetenschappers, psychologen en filosofen hebben elk hun eigen methodes om dit te onderzoeken, maar moeten zich bewust blijven van het feit dat er een verschil bestaat tussen praten over dingen en praten over ervaringen. Slob merkt op dat het voor een gesprek over dingen uitmaakt of de dingen waarover je praat bestaan of niet: dingen zijn immers observeerbaar. Voor een gesprek over ervaringen maakt het daarentegen niet uit of de ervaring er is, omdat de ervaring überhaupt niet observeerbaar is. En dat maakt het zo lastig om ervaringen objectief te bestuderen.

 

In de zandbak

Hersenbeest is het antwoord van Slob op de luid schreeuwende hersenwetenschappers die denken dat ze het mysterie van de mens hebben ontrafeld. Ze laat duidelijk zien: wij zijn niet ons brein en we moeten voorzichtig zijn met de conclusies die we trekken op basis van empirisch onderzoek van de mens. Anekdotes uit haar eigen leven – zoals het moment dat ze zich als kleuter in de zandbak bewust was van het feit dat ze ‘was’ en dat ze zichzelf kon observeren – en levendige verhalen over allerlei wetenschappelijke onderzoeken zorgen ervoor dat de essays op geen enkel punt kil of saai worden. Hersenbeest is een heerlijk boek voor iedereen die nieuwsgierig is naar de mens als denkend dier. Die niet tevreden is met de stelling ‘Wij zijn ons brein’ en genuanceerd het fenomeen wil bekijken.

 

Marjan Slob, Hersenbeest. Lemniscaat, 2016.

 

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer