Spenglers racisme en het nationaalpopulisme

0 Flares 0 Flares ×

Der Untergang des Abendlandes is een krankzinnig boek, waaruit toch veel inspiratie te halen is. Misschien te veel. Veel ervan is ronduit reactionair, want geschiedenis is lotsbestemming, zo luidt zijn these. Wie Spengler op een niet-reactionaire manier wil lezen moet hem, zoals Adorno in 1950 al zei, bruikbaar maken voor progressieve doeleinden. Mijn doel hier is bescheidener: ik doe een poging Spengler te bevrijden van zijn recente gebruik onder reactionairen. Het is interessant dat Spengler herontdekt wordt. Maar het is in het bijzonder de vraag waarom hij populair is onder rechtse nepdenkers van de eerste orde, waarvan Thierry B. [Baudet, red.] natuurlijk de meest invloedrijke is in Nederland, maar denk ook aan de white supremacist Richard Spencer, host van de extreem rechtse podcast die doodleuk op de Paradiso website voor de boeklancering van de Nederlandse vertaling van Spengler stond. Wat moeten lui die seksisme en racisme camoufleren in de pose van intellectualisme met Spengler? En wat zegt het over Spengler dat nationaalpopulistische poseurs met zijn boek weglopen?

Tekst: Willem Schinkel

1. Racisme
Er is allereerst het pathos van het grote, omvattende, culturele, dat uiteindelijk in een racistisch conceptueel raamwerk vervat is. Spengler maakt uitgebreid gebruik van de notie ‘ras’. Nu is zijn begrip van ‘ras’ niet biologisch maar ‘kosmisch’ en op duur van collectief samenhangende levensenergie gericht. Spengler zegt heel expliciet dat hij geen darwinistisch rassenbegrip hanteert. Een volk ‘heeft ras’, aldus Spengler, als de “gevoelde harmonie van een lot, de cadans waarin alles in het historisch bestaan gelijke tred houdt”. Dat mag zo zijn, maar daarmee maakt Spengler slechts de klassieke move die in hedendaags racisme gezet wordt: een expliciete ontkenning van de relevantie van biologisch ras gepaard met een naturaliserende nadruk op ‘cultuur’, waarmee überhaupt pas zoiets als een collectieve ‘cadans’ verschijnt. Spengler heeft het vervolgens moeiteloos over ‘oorlog’ als de ‘natuurlijke, raciale verhouding’ tussen zulke volkeren.


Spenglers project is te zien als een manier om Europa te
‘provincialiseren’: een geprovincialiseerd Europa is geen
superieure cultuur en geeft geen
aanleiding tot herstelpogingen

 

Voor de vraag of een filosofie racistische elementen bevat, kunnen we beter niet Europese vroeg 20ste-eeuwse denkers zelf op hun woord nemen, maar moeten we putten uit hedendaagse critical race studies waarbinnen racisme geconceptualiseerd en geanalyseerd wordt volgens de laatste stand van de kennis. Dan is direct duidelijk dat de meeste hedendaagse vormen van racisme beginnen met een ontkenning van een biologisch begrip van ‘ras’ en eindigen in naturaliserende noties van ‘cultuur’ of ‘volk’. Wie denkt dat er dan geen racisme meer is, moet zich laten onderwijzen voorbij common sense noties van wat racisme is. Het gaat me er niet om Spengler van racisme te beschuldigen – dat zou nauwelijks interessant zijn: een vroeg 20ste-eeuwse Duitse denker en racisme, jeetje! Veel belangrijker is de manier waarop hedendaagse nationaalpopulistische racisten inspiratie in zijn boek vinden.

2. Ondergang en provincialisering
Tweede element wat Spengler aantrekkelijk maakt voor nationaalpopulisten: zijn ondergangsretoriek. Wie wil betogen dat de Nederlandse of de Westerse cultuur bedreigd wordt, beweert graag met veel pathos dat er iets moois was dat nu verdwijnt. Spengler kan dat sentiment voeden. Bij hem geen apocalypticisme, geen eschatologie, maar cyclische ondergangsretoriek. Gefundenes Fressen voor op culturele zuiverheid van de natie gericht populisme. In een interview met Vrij Nederland stelde Thierry B. het zo: “alle ijkpunten zijn weg, en precies dat beschrijft Spengler: het is de laatste fase van een stervende beschaving.” Maar Spengler kan hier alleen inspiratie zijn omdat hem hier geen recht gedaan wordt.

De Untergang is noch geschreven vanuit het oogpunt van Westerse superioriteit, noch vanuit een vorm van vooruitgangsdenken. Laat ik er direct bij zeggen dat Spenglers hele intentie om een wereldomvattende filosofie te schrijven op allerlei manieren als typisch ‘Westers’ te lezen is, en dat zijn beschrijving van niet-Westerse culturen op geen enkele manier een kritische postkoloniale lezing doorstaat. Spengler zag het imperialisme als onontkoombare en dus noodzakelijke fase van de ‘Faustische Kultur’, ofwel van de Westerse cultuur die inmiddels verstard was tot ‘civilisatie’. In een civilisatie, aldus Spengler, keert energie naar buiten in plaats van naar binnen. Om die reden zag hij Cecil Rhodes [1853-1902, Brits imperialistisch ondernemer in Zuidelijk Afrika, stichter van de kolonie  Rhodesië, red.] als ‘eerste man van de nieuwe tijd’. Maar hoewel dat natuurlijk een naturaliserende en dus reactionaire geschiedopvatting is, is bepalend dat Spengler niettemin beoogt om vanuit een Westerse cultuur beoogt die cultuur om te denken, in zijn geval door die cultuur voor te houden dat ze geen cultuur meer is maar civilisatie, niet langer  beweegt maar stilstaat, niet al maar verder progressie zal maken in een teleologische toekomst maar het neerwaartse deel in zal gaan van de cyclus van de morfologieën van huis, bloed en taal die Spengler ‘culturen’ noemt.

Spenglers project is zo te zien als een vroege manier om Europa te ‘provincialiseren’, zoals Dipesh Chakrabarty het bijna een eeuw later zou verwoorden. Een geprovincialiseerd Europa is geen superieure cultuur en geeft geen aanleiding tot herstelpogingen. Het hele idee van een ‘herstel’, van een ongedaan maken van de huidige toestand, gaat lijnrecht tegen Spenglers geschiedfilosofie in. En ziedaar Thierry B., ik citeer: “Spengler zegt: er is iets als tijd en dat stuwt je voort. Dat wil ik niet aanvaarden. Het project van mijn leven bestaat eruit dat ik de heelheid van de wereld wil herstellen: de heelheid die er voor de Eerste Wereldoorlog was.” Ondergangsretoriek: ja. Geschiedfilosofie: nee. Die komt de nationaal-populist niet uit. Wat hij wil, is de ‘heelheid van de wereld’ van voor de Eerste Wereldoorlog. Hij bedoelt dus: hij wil kolonialisme en imperialisme. Heelheid van wereld onder Europees bestuur. Het klinkt hoogdravend, ‘heelheid van de wereld’, maar het is de laagste uiting van Europese cultuur: de verkrachting van de rest van de wereld die de tijd voor de Eerste Wereldoorlog kenmerkte, en die daarna overging in automutilatie.


Nationaalpopulisten zijn neppopulisten die vergeten dat het grote
antagonisme waar het volk mee te maken heeft dat  de 99% en de 1% is

 

Thierry B. wijkt dus nogal af van Spengler hier. De poging tot ‘herstel van heelheid’ is anti-Spengleriaans. Het is alleen de ondergangsdiagnose van het heden waar Thierry B. mee akkoord kan gaan, maar daarmee moet hij Spenglers geschiedfilosofie in toto overboord zetten. Een vorm van eclecticisme die zijn Spenglervoorkeur arbitrair maakt – Verfallsgeschichte was er genoeg in het begin van de 20ste eeuw, en niet alleen in Duitsland, getuige Paul Valéry’s stelling “wij, civilisaties, weten nu dat wij sterfelijk zijn”. Maar arbitrair is het dwepen met Spengler toch niet geheel voor iemand die in raciaal-eugenetische termen denkt over de ‘homeopathische verdunning’ van de natie. Thierry B. is geïnteresseerd in de vervalsdiagnose, en in de racistische retoriek waarmee Spengler die brengt. Hij laat precies dat deel van Spengler weg, wat de politieke angel uit een reactionair gebruik van Spenglers boek zou kunnen halen.

Want Spengler markeert een bewustwording van Europese hybris. Die is beperkt, want Spengler universaliseert, en de provincialisering van Europa wordt zo alsnog een wereldomspannend fenomeen, dat kennelijk pas in 20ste-eeuws Europa op begrip gebracht wordt. Het is dus een gemankeerde provincialisering die we bij Spengler vinden, een schijnbescheidenheid, die onder het mom van een ondergang heel de wereld, verleden en toekomstig, de les leest. Maar het is nog altijd een provincialisering die gered moet worden van zijn racistische inzet voor ‘herstel van heelheid’.

3.
Eén reden Spengler te lezen, is dat hij een bijzonder contrapunt vormde voor wat, met welbewust dedain, het burgerlijk-liberale denken genoemd kan worden. Dat denken, dat zich na de oorlog breed heeft gemaakt in een vorm van ‘whig history’, domineerde Weimar Duitsland, totdat het aan fascisme ten onder ging. En die ondergang had het, in Carl Schmitts analyse van de depolitisering die het liberaal parlementarisme met zich meebracht, mede aan zichzelf te danken. Tegenover het liberale denken in termen van rechtendragende, bezithebbende individuen die handelen op een markt, die alleen een minimum aan publieke staatsgaranties verdragen, en die die constellatie als een historisch toenemende realisatie en garantie van een natuurlijke gelijkheid ervaren, stelt Spengler een planetair morfologisch denken dat niet van zijn maar van worden uitgaat, en dat uitmondt in een strijd van bloed tegen geld. Wel, geef mij maar Marx, die kon tenminste denken over geld. Maar hierin minstens is Spengler een antagonisme op het spoor dat zijn huidige rechtse vrienden vergeten. Nationaalpopulisten zijn uiteindelijk neppopulisten, die vergeten dat het grote antagonisme waar het volk mee te maken heeft, dat tussen de 99% en de 1% is. Precies die onderkenning is wat het succes verklaart van linkse populisten als Corbyn, Podemos en Syriza. Men heeft er gelukkig geen Spengler voor nodig. Maar laten we Spengler minstens redden van de nationaalpopulistische middelmaat die bij ons voor intellectualisme doorgaat.

Willem Schinkel is hoogleraar Sociale Theorie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Bij Boom verscheen in 2014 van zijn hand Nut en nadeel van de sociologie voor het leven.

De redactie van iFilosofie heeft Thierry Baudet uitgenodigd om op het stuk van Willem Schinkel te reageren. De heer Baudet heeft daarvoor tot onze spijt bedankt.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Related Posts

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.59.54

Jeukwoorden

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.54.21

Husserl roept op tot actie

Para-doxale column René ten Bos: Kant

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.40.05

Een betondicht gesprek

Reageer