De natuur van de mens is kunst

0 Flares 0 Flares ×

Een bonte ideeëngeschiedenis vol ronkende citaten, waarin fantasie en filosofie vaak samen optrekken: dat is het magnum opus van Arnold Heumakers, De esthetische revolutie. We maken tegenwoordig een hoop trammelant over (moderne uitingen van) kunst, maar zodra we spreken over kunst en literatuur doen we dat nog steeds met begrippen die uit de romantiek stammen. Hoe dat zo gegroeid is, lezen we in dit vuistdikke boekwerk.

 

Tekst: Florian Jacobs

 

‘Nur als aesthetisches Phänomen ist das Dasein und die Welt ewig gerechtfertigt’, bulderde Nietzsche in 1872. Nog steeds galmt deze verabsolutering van de esthetica na in een term als ‘het leven als kunstwerk’, niet toevallig een geliefde ondertitel van menige schrijversbiografie (Hermann Kurzke’s biografie van Thomas Mann en Rüdiger Safranski’s biografie van Goethe zijn enkele voorbeelden). Esthetica, een begrip dat zijn oorspronkelijke betekenis als zintuiglijke waarneming (het Oudgriekse aesthanomai) lang en breed voorbij is en zich in menig begrippenregister heeft weten te nestelen als verzamelnaam van wat het leven zoal buitengewoon maakt: de schone kunst en de verheffende literatuur, met hoofdletters als het even kan. Arnold Heumakers, literair criticus bij het NRC Handelsblad, is er eens goed voor gaan zitten omCaspar_David_Friedrich's_Chalk_Cliffs_on_Rügen de geschiedenis van die befaamde esthetica als autonoom domein te beschrijven. Tweehonderdvijftig jaar geleden had een cultureel onderlegd mens immers nog vragend opgekeken als iemand over esthetica in connotatie met kunst was begonnen. Esthetica is een heel jong sterretje aan het begrippenfirmament.

 

Twee revoluties

Het resultaat is De esthetische revolutie. De titel van Heumakers’ boek had net zo goed in het meervoud kunnen staan. Hij onderscheidt immers twee esthetische revoluties: ten eerste de historische ontwikkeling die we voornamelijk kunnen traceren in de achttiende eeuw en ‘het romantisch-moderne kunstbegrip heeft opgeleverd’ en ten tweede ‘de creatieve verandering van de wereld waarnaar de vroege romantici streefden’. Om naar het openingssalvo van Nietzsche terug te keren: de eerste esthetische revolutie stelt ons eenentwintigste-eeuwers in staat om het citaat überhaupt te begrijpen en de betekenis van Nietzsches paukendreun verwijst naar de tweede esthetische revolutie. Revolutie één resulteerde in de kunst als autonoom, eigenzinnig bastion in de samenleving en revolutie twee beoogde (en beoogt!) het kunstzinnige als belangrijkste drijvende kracht achter creativiteit en zingeving. Overigens vraag ik mij wel af waarom Heumakers voor het woord ‘revolutie’ heeft gekozen: de eerste revolutie lijkt eerder op een cultuurhistorisch proces te duiden dan op een radicale omwenteling in de samenleving. Alleen bij de tweede revolutie van Heumakers kunnen we echt spreken van een revolutie.

 

Een smulpartij voor liefhebbers van urgente filosofie

 

Hoe dan ook, het boek bevat twee grote verhaallijnen die beide een van de twee revoluties volgen. Deze verhaallijnen bevatten ieder een chronologische ideeëngeschiedenis, talloze (ronkende) citaten, begrippenuitleg, filosofische fantasieën en fantastische filosofieën. Een smulpartij voor liefhebbers van urgente filosofie dus, want zeker de romantici die samenklonterden in Jena en Weimar dachten, discussieerden en penden alsof de duivel hen op de hielen zat. Ja, dit is voornamelijk een germanistische geschiedenis: aan het begin van het boek doemen een paar dappere Franse denkers op, maar gaandeweg nemen Duitse genieën (een begrip dat ook een dergelijk kloek boek verdient, overigens) de fakkel over en maken ze er bovendien een vreugdevuur van.

 

De sluizen open

Heumakers begint bij Kant en diens belangeloze schoonheidservaring. In dit hoofdstuk (het tweede) geeft Heumakers een knap en aangenaam overzicht van het werk van Kant (altijd fijn), die hij de ‘specialist van de distincties’ noemt. HerdISVW-iFilosofie #17 - Shortlist Socrates Wisselbeker - Arnold Heumakers - De esthetische revolutieer gaat nog wat verder dan Kant als hij stelt dat de mens tot schepping is veroordeeld, omdat de menselijke denkkracht groter is dan de wereld die hem ter beschikking is gesteld: ‘De natuur van de mens is kunst’, luidt Herders beknopte samenvatting van deze positie.

Kant gaf de denkende mens grenzen, Herder meende dat die grenzen door schepping kunnen worden opgerekt, Moritz gaf dat grotere denken een naam: dat van het esthetische beeld van de kunst. Deze gedachte opende de sluizen. Is de wereld van de kunst een betere wereld, of misschien wel een immorele wereld (die niet minder aanlokkelijk is!), of een zich niets van ethische normen aantrekkende, amorele wereld? Kan de ware kunstenaar nog wel stilstaan bij de echte wereld of ‘vereist de kunst exclusieve toewijding aan haar eigen perfectie?’ Krijgt het leven pas zin als het zich met kunst bezighoudt of zelf als een kunstwerk kan worden gezien? Schiller is de dichterfilosoof bij uitstek die zich op deze vragen werpt: ‘Schillers visie is er een van evenwicht tussen datgene wat de mens zou willen zijn en ook in potentie is en de grenzen die de werkelijkheid daaraan stelt, zonder dat een van beide polen de overhand mag krijgen. Dat evenwicht wordt het best belichaamd door het esthetische domein: de begrensde ruimte waar het verlangen zich als mogelijkheid kan realiseren – op voorwaarde dat de grenzen van de esthetische ruimte worden gerespecteerd.’ Esthetische opvoeding en de esthetische staat krijgen gestalte bij Schiller: Bildung wordt een esthetische aangelegenheid omdat creatie, cultivering en persoonlijke ontwikkeling hand in hand leiden tot een harmonieus zelf.

 

De taal van de romantici sprankelt, danst, zingt en schreeuwt het uit

van een verlangen naar een wereld achter de huidige

 

Schiller beïnvloedt iedereen die na hem komt: de veelschrijvende gebroeders Schlegel (van een van hen noteert Heumakers de gevleugelde uitspraak ‘Wie slechts aan één punt blijft plakken, is niets anders dan een redelijke oester’), de kunstmonniken Tieck en Wackenroder, de jonggestorven maar o zo productieve Novalis. De eerste esthetische revolutie is voltooid, de tweede is volop aan de gang. ‘Haar inzet: de werkelijkheid dusdanig te veranderen dat de ‘scheiding’ [Trennung] die overal de moderniteit teistert wordt opgeheven en plaatsmaakt voor harmonie, synthese, eenheid.’ De romantici vermenselijken het universum en maken de mens onderdeel van de kosmische oneindigheid. Magisch idealisme noemde Novalis zijn poëtische filosofieën ook wel: magie duidt op ‘een wereld waarin ik, als mens, de hoofdpersoon ben en waarin alles samenhang, zin en functie heeft – als in een autonoom volmaakt kunstwerk.’ ‘Ein Dichter ist der, dessen Leben symbolisch ist,’2 schreef Thomas Mann (die door zijn familie Der Zauberer – de magiër – werd genoemd) niet voor niets.

 

De kunst van het dansen

Dat al deze kunstheisa niet voor niets is geweest, laat Heumakers fijntjes weten aan het slot van zijn boek: ‘Het bewijs zijn wijzelf, en het laat zich via introspectie eenvoudig controleren: zodra we over kunst en literatuur nadenken of spreken, hanteren we van oorsprong romantische begrippen en categorieën, dat wil zeggen begrippen en categorieën die door de romantici tot het moderne kunstbegrip aaneen zijn gesmeed, nadat de grote esthetische revolutie van de achttiende eeuw ze had voortgebracht.’ Die grote (eerste) revolutie is voltooid, de tweede heeft het echter hooguit geschopt tot binnen het autonome domein van de kunst. In de kunst kent de kunst geen andere meester dan zichzelf; erbuiten is zij afhankelijk van aardse aangelegenheden als kunstsubsidies, marktwerking, drukkosten, museumbezoekers en royalty’s.

Laat dit duidelijk zijn: de inhoud van Heumakers’ boek is een feest. Met de vorm, de stijl van Heumakers, heb ik wel enige moeite: bij vlagen schurkt het boek tegen een opsomming aan en in zijn zinsopbouw ontbreekt het aan vlotheid. Dit valt des te meer op door de vele citaten die hij in zijn boek heeft opgenomen. De taal van de romantici sprankelt, danst, zingt en schreeuwt het uit van een verlangen naar een wereld achter de huidige; de taal van Heumakers maakt regelmatig een onbetrokken indruk en doet soms bijna saai aan. Dat is evenwel het enige minpunt van dit boek, wat het geen boek maakt om in één ruk uit te lezen. Dat is misschien maar goed ook. Het is materie om geleidelijk te laten bezinken, en misschien wel om naar te leven.

 

Arnold Heumakers, De esthetische revolutie. Boom, 2015

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

1 reactie

  1. De actualiteit van de ondergang - iFilosofie - 13 december 2017, 11:45

    […] geregeld voor NRC Handelsblad en De Nederlandse Boekengids. In 2015 verscheen van hem bij Boom De esthetische revolutie: Hoe Verlichting en Romantiek de kunst uitvonden. Meer van en over hem op […]

Reageer