Naar een westers boeddhisme

0 Flares 0 Flares ×

Is een westers boeddhisme mogelijk? Dat is de hamvraag in het boek Het Boeddha Fenomeen van filosoof Erik Hoogcarspel. Die onderzoekt hij door een ‘fenomenologische interpretatie van de boeddhistische leer’. De fenomenologie houdt zich bezig met ervaringen in de vorm waaronder ze verschijnen aan ons bewustzijn en laat derhalve de werkelijkheid buiten beschouwing. Omdat zo’n antimetafysische methode minder vatbaar is voor tegenstrijdigheden in de interpretatie dan een filologische, kan ze een aannemelijke aanvulling op bestaande interpretaties van de leerstellingen van de Boeddha opleveren. Wijst fenomenologie de weg naar een westers boeddhisme?

Tekst: Anahi Tisseghem

 

Hoe ziet een fenomenologische interpretatie van het boeddhisme eruit? Er zijn volgens de auteur in de loop der eeuwen heel wat misverstanden ontstaan over de leer van de Boeddha door een brahmaanse en metafysische interpretatie, onder andere in de context van de diepreligieuze Upanishads. In Het Boeddha Fenomeen wordt dan ook betoogd dat de kern van de boeddhistische leer begrepen kan worden ‘als een psychologie en filosofie’, waarbij religieuze elementen buiten beschouwing worden gelaten. Zo wordt karma bijvoorbeeld geïnterpreteerd als een psychologisch gegeven in de plaats van als een metafysische wetmatigheid.

De auteur plaatst de interpretatie van karma uit de Veda’s en de Upanishads tegenover de interpretatie van karma door de Boeddha. Het ‘Vedische karma’ wordt beschreven als een automatisch werkende kracht waarover men geen controle heeft, terwijl het karma van de Boeddha als een persoonlijke motivatie wordt beschreven waarvan men zich bewust kan worden. De rijping van karma wordt daarbij enkel toegeschreven aan intentionele handelingen, waarover een individu zelf de controle kan uitoefenen. Verkeerde motivaties zijn met andere woorden veel erger dan verkeerde handelingen. Karma is bovendien geen absolute oorzaak en is slechts een van de vele oorzakelijkheden die in de wereld heersen (zoals bijvoorbeeld het klimaat en toeval). Volgens de Boeddha hoeven we karma dus niet als iets onvermijdelijks te accepteren en kan je je motivatie veranderen, aldus de auteur.boeddha-fenomeen

Hoogcarspel uit daarbij ook kritiek op de interpretatie van de boeddhistische filosoof Vasubandhu, volgens wie karma als ‘een magische koppeling tussen subjectieve bedoelingen van het individu en objectieve standen van zaken in de wereld’ kan beschouwd worden. Een dergelijke interpretatie van karma veronderstelt echter een op zich bestaande, objectieve werkelijkheid die de Boeddha radicaal afwijst volgens de auteur. In deze verwerping van een op zich bestaande wereld ziet Hoogcarspel ook de grootste aansluiting met de moderne fenomenologie. Men zou zich als lezer echter kunnen afvragen of het aannemelijk is dat de Boeddha in dergelijke, toch wel westers aandoende, termen heeft gedacht en gesproken.

 

Context en lichamelijkheid

Is het mogelijk en wenselijk om de Boeddha uit zijn Indiase context te halen en zo te beweren zijn woorden wel juist te begrijpen? De auteur gaat in op deze problematiek van context. Hoogcarspel schrijft dat ‘kennis moet… zijn ingebed in een context, in een geschiedenis en in een manier van leven’ en hij noemt het ook de ‘zwakke kant van de zogenaamde vergelijkende filosofie’ dat onderwerpen uit de context van verschillende tradities worden gehaald om deze te vergelijken. De auteur lijkt een soort van uitweg uit deze problematiek te willen vinden door te stellen dat niet alles bepaald is door geschiedenis. Zo wijst hij erop dat in diverse culturen in verschillende tijden, onafhankelijk van elkaar, gelijksoortige ontdekkingen plaatsvonden. Het feit dat dit kan, is te wijten aan onze lichamelijkheid, gelijkaardige behoeften en ervaringen die wij als mens delen: ‘de sfeer van lichamelijkheid is een verfijnde bron van kennis waar wij mensen allemaal over beschikken en waar we voortdurend uit putten als we elkaar proberen te begrijpen.’

Lichamelijkheid speelt volgens Hoogcarspel bovendien in het boeddhisme een belangrijke rol, aangezien de drie kenmerken van het bestaan (‘zelfloosheid, vluchtigheid en onbevredigdheid’ – anatta, aniccya, dukkha) juist verwijzen naar een ‘lichamelijke ervaring’ van onze leefwereld. Het is ook omwille van drie lichamelijke kenmerken, namelijk ‘ziekte, ouderdom en dood,’ dat de Boeddha ‘volgens de legende’ op pad ging om verlossing te zoeken, vermeldt de auteur.

Het argument van een gedeelde ervaring van de werkelijkheid via onze lichamelijkheid overtuigt mij slechts deels. Zou het niet zo kunnen zijn dat onze ervaringen ook deels gevormd worden door de manier waarop de wereld aan ons wordt gepresenteerd via onze opvoeding in een bepaalde culturele context? Wellicht bedoelt de auteur hier kennis die zich in het gehele lichaam bevindt en niet alleen in onze rationele ervaringen. Wij mensen ervaren bijvoorbeeld allemaal op gelijkaardige manier ziekte, ouderdom en dood en daarin schuilt de kracht van het boeddhisme volgens Hoogcarspel.

 

Kern van boeddhisme

Is een westers boeddhisme mogelijk? Naast de antieke levensfilosofieën van de sceptici en de stoïcijnen, lijkt de moderne fenomenologie de meeste gelijkenissen met het boeddhisme te vertonen. In zijn leer volgde de Boeddha volgens Hoogcarspel de zogenaamde ‘ontologische middenweg’. Dit houdt in dat de wereld niet wordt begrepen als enkel bestaande in onze geest (idealisme) of als enkel bestaande uit materie (materialisme), maar dat het gaat om ervaringen en over wat er verschijnt aan het bewustzijn. Met name de fenomenologische filosofie van Marc Richir lijkt, in de ogen van Hoogcarspel, nauw aan te sluiten bij het boeddhisme door zijn nadruk op het belang van reductie en het afstand nemen van een op zich bestaande wereld, waarbij ook het bestaan op zich van een subject in vraag wordt gesteld. De kern van de boeddhistische leer is dus in fenomenologische termen te vatten en dit zou de boeddhistische opvattingen ook meer ‘diepte en betekenisrijkdom’ verschaffen.  Dit levert een consistent fenomenologisch boeddhisme op, waarin metafysische speculatie geen plaats meer nodig heeft.

Het is misschien ironisch dat Hoogcarspel op zoek gaat naar de kern van het boeddhisme, terwijl een van de basisdoctrines van de boeddhistische leer het bestaan van ‘kernen’ of ‘essenties’ op zich juist verwerpt. Desondanks biedt het boek een gewaagde en alternatieve invalshoek om de woorden van de Boeddha te interpreteren, die ook als een inspirerend voorbeeld van een levensfilosofie zou kunnen dienen.

 

Erik Hoogcarspel, Het Boeddha Fenomeen, Naar een westers boeddhisme. ISVW Uitgevers, 2016.

 

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer