De koning is dood, lang leve de mini-utopie!

0 Flares 0 Flares ×

‘Links,’ zei de Poolse filosoof Leszek Kołakowski, ‘scheidt utopieën af zoals een alvleesklier insuline afscheidt.’ Dat bracht voormalig Denker des Vaderlands Hans Achterhuis in een spagaat. Enerzijds was hij het vaak inhoudelijk eens met eigentijdse linkse dromen, anderzijds verafschuwde hij ieder spoortje van utopisme. Door een herlezing van het klassieke Utopia komt Achterhuis daar in zijn nieuwe boek Koning van Utopia op terug. 

Tekst: Thomas Heij

 

Een half millennium geleden publiceerde Thomas More zijn Utopia in 1516 te Leuven. Hoewel er voor het verschijnen van zijn beroemdste werk al ideeën leefden met utopische elementen – het verhaal van Atlantis en de ideale staat van Plato, maar ook het idee van het nieuwe Jeruzalem, Arcadië en Luilekkerland – was Utopia het begin van een nieuw genre en werd de utopie een van de meest invloedrijke ideeën allertijden.

Na de verschijning van Utopia duurde het nog bijna honderd jaar voor de gouden eeuw van de utopie aanbrak. In 1602 publiceerde de Italiaanse theoloog Tomasso Campanella de christelijke utopie De zonnestad, in 1627 volgde Francis Bacon met Het Nieuwe Atlantis en in de jaren daarna verschenen er tientallen utopieën. Ze bevatten de meest uiteenlopende sociale fantasieën, experimenten en werelden. De ideale samenleving was vaak ver weg, lang geleden gesticht en kende grote rijkdom.

In de eeuwen erna verschenen vervolgens honderden publicaties in de utopische traditie. Ter gelegenheid van 500 jaar Utopia verscheen eerder dit jaar de lijvige essaybundel Andersland, waarin ook een uitgebreid overzicht is opgenomen van deze duizelingwekkende hoeveelheid publicaties.

Maar hoe populair utopieën ook geweest mogen zijn in de 17e eeuw, wie ze las in de jaren 1960, zoals Achterhuis deed, kent ook de duistere kanten van het utopisch denken. Sinds Wij van Jevgeni Zamjatin en Brave New World van Aldous Huxley kennen we de dystopie, de anti-ideale toekomststaat. Bovendien hebben de verschrikkingen van het nazistisch en communistisch utopisme de totalitaire kanten van de utopie permanent in ons geheugen gegrift.

 

De ommekeer van Achterhuis 

In zijn voorwoord in Andersland beschrijft Achterhuis hoe hij tegen die duistere achtergrond kennis maakte met Utopia: op een druilerige zaterdagmiddag in 1963. Hij las Utopia in de jaren erna nog tweemaal, telkens met Zamjatin en Huxley in het achterhoofd, maar ook met Stalin en Mao, en ging in debat met iedereen die utopisch denken verdedigde. Het leverde hem de bijnaam de ‘nationale anti-utopie-filosoof’ op.

Pas bij de vierde lezing van Utopia, veranderde Achterhuis’ oordeel en zijn nieuwste boek Koning van Utopia is daar de vrucht van. Dat nieuwe oordeel komt erop neer dat we Utopia niet moeten lezen als een serieuze utopie. Wie dat wél doet, ziet namelijk een totalitaire samenleving die alleen door geweld bereikt en behouden kan worden. More beoogde echter geen serieuze blauwdruk voor de perfecte samenleving, maar een ironische schets met complexe retorische trucs.

De ommekeer van Achterhuis had twee aanleidingen, schrijft hij zelf. De eerste was de nieuwe vertaling van Paul Silverentand, die in tegenstelling tot eerdere vertalingen de Griekse namen in Utopia vertaalde naar het Nederlands. Zo werd het gewichtig klinkende Raphael Hythlodeus in de nieuwe vertaling Rafaello Babbelario. Met andere woorden, de fictieve verteller werd nog duidelijker een praatjesmaker en ook de ironie in de beschrijving van Utopia kwam nadrukkelijker naar voren.

Ook Wolf Hall, de historische roman van Hilary Mantel, waarop een gelijknamige bbc-serie werd gebaseerd, zette Achterhuis aan het denken. More lijkt in Wolf Hall in niets op de vriendelijke humanist die hij in zijn jonge jaren geweest zou zijn en ontpopt zich als gehaaide machtspoliticus. Achterhuis verdiepte zich in de biografie die Peter Ackroyd schreef en kwam tot de conclusie dat More een harde en intolerante politicus was die fanatiek ketters vervolgde en op de brandstapel bracht. Dat stond haaks op de ideeën in Utopia.

 

Open einde 

In utopisch denken gaat het mis bij de wens de samenleving in zijn geheel te plannen. Dat soort totalitarisme leidt onherroepelijk tot gewelddadige dictatuur. Maar waar de utopie onaf blijft, kan ze van onmisbare waarde zijn, zegt Achterhuis.

Het beste voorbeeld daarvan is Het Nieuwe Atlantis van Francis Bacon. In Het Nieuwe Atlantis strandt een groep reizigers op een eiland in de Stille Oceaan en vinden er een samenleving waar wetenschap en religieuze tolerantie centraal staan. In tegenstelling tot de grappen en woordspelingen van More, is Bacon heel ernstig. Zijn utopie onderscheidt zich van andere, omdat hij tot op zekere hoogte is uitgekomen: de Royal Society werd gemodelleerd op het instituut dat Bacon schetste. Nieuwe technologische uitvindingen die door Bacon werden verzonnen, bijvoorbeeld gemodificeerd voedsel, zijn later daadwerkelijk uitgevonden.

Het Nieuwe Atlantis eindigt met ‘the rest was not perfected’. En precies daarin schuilt volgens Achterhuis de kracht. Omdat Bacon afzag van een uitgewerkte en gedetailleerde blauwdruk voor de samenleving, zoals het tweede boek van Utopia, werd Het Nieuwe Atlantis niet totalitair. Het kan dus wel.

Toch is de vraag of Bacons technologische utopie niet snel ontaardt in een dystopie. Hoewel we erg goed zijn geworden in het verzinnen van en waarschuwen voor dystopieën, is er volgens Achterhuis niks engs aan de hand op het moment. We leven niet in Huxley’s Brave New World, dat is slechts technofobie van filosofen. Achterhuis illustreert die fobie met de weerstand die er was tegen melk in een kartonnen pak, of voorgesneden worteltjes in cellofaan.

Dat lijken inderdaad veilige innovaties, maar Achterhuis zet serieuzere critici hiermee wel erg makkelijk weg. Wat te denken van de bril van Google die overal foto’s kan maken? Wat te denken van drones die overal kunnen filmen? En wat te denken van de massahysterie bij de onthullingsfeestjes en de rijen mensen die dag en nacht buiten wachten op het verschijnen van de nieuwste iPhone?

 

De koning van utopia 

Het gevaar van nieuwe technologie en gedachteloos consumeren ligt echter niet in iedere utopie besloten. Achterhuis signaleert naast de allesomvattende blauwdruk nog een ander gevaar in het utopisch denken, namelijk het zoeken naar een ‘koning van utopia’.

Net als de utopie van Bacon is de utopische/dystopische roman Atlas Shrugged van Ayn Rand onaf, maar waar bij Bacon de koning nauwelijks een rol speelt, is er bij Rand een duidelijke leider. Het Nieuwe Atlantis kende volgens de overlevering vroeger een koning, maar het blijft vaag hoe het land wordt bestuurd op het moment dat de reizigers er aankomen. Rand daarentegen heeft in de figuur van John Galt wel een messias geschapen.

Volgens Achterhuis is populistisch rechts tegenwoordig opzoek naar een dergelijke figuur; denk aan Trump en Wilders. Zo’n koning van utopia mag er echter niet komen, want die zal zich altijd ontpoppen tot een almachtig, onfeilbaar staatshoofd, zoals de Weldoener bij Zamjatin of Big Brother in George Orwells 1984.

 

Geld, water en zaden voor iedereen 

Aan het eind van Koning van Utopia komt Achterhuis te spreken over mini-utopieën, die mogelijk de moeite waard zijn. Het basisinkomen, zoals verdedigd door Philippe van Parijs en Rutger Bregman, kunnen Achterhuis’ goedkeuring wegdragen, zolang het maar wordt gezien als een kleine, beperkte utopie in plaats van de opmaat naar een totalitaire communistische staat – zoals sommige tegenstanders vrezen. Achterhuis suggereert dat het basisinkomen misschien nu nog wordt afgedaan als een utopische, onhaalbare droom, maar in de toekomst vanzelfsprekend kan zijn.

Ook ziet Achterhuis wel toekomst in de verdediging van het gemeengoed zoals dat wordt geschetst door Lieven de Cauter in Andersland, gebaseerd op het eerste boek van Utopia. Vandaag de dag maken we een oneigenlijke onteigening mee, bijvoorbeeld door privatisering van water en watervoorzieningen of door het vastleggen van patenten op zaden. Tegelijkertijd waarschuwt Achterhuis de kleine utopist om niet alle goederen tot gemeenschappelijk staatseigendom te maken.

Het doel van kleine utopieën is te laten zien hoe het anders, hoe het beter kan. Achterhuis munt daarvoor een ‘nieuwe’ term, de ‘meent’: een ruimte tussen privé- en staatseigendom in. Die ruimte, geïnspireerd op de commons in het eerste boek van Utopia, moet volgens Achterhuis heroverd worden. Bij More ging het om gedeelde akkers, weiden en bossen en de houtsprokkel en veehouderij. Hoe de meent er tegenwoordig uit moet zien, houden we nog van Achterhuis tegoed.

Koning van Utopia is een opmaat naar omvangrijkere studies naar mini-utopieën. Vooralsnog werpt Achterhuis geen nieuw licht op het utopisch denken in het algemeen, maar wel op zijn eigen denken over de utopie. Hij keert zich overtuigend af van het strenge anti-utopisme dat hij voorheen verdedigde. Doordat Achterhuis uitgebreid schrijft over zijn eigen leeservaringen en zelfs over hoe hij, als opa met kennis van zaken, zijn kleindochter helpt met huiswerk. Dat leidt al met al tot een boek met veel zelfreflectie en een persoonlijke noot.

 

Erik de Bom en Toon van Houdt (red.): Andersland, in de voetsporen van Thomas More. –Uitgeverij Polis, 2016.

Hans Achterhuis:  Koning van Utopia. – Lemniscaat, 2016. 

In 2017 verschijnt bij ISVW Uitgevers Nieuw-Atlantis, een nieuwe vertaling van Bacons utopie.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer