FILOSOFIE TEGEN WARHOOFDERIJ

0 Flares 0 Flares ×

Sterven is doodeenvoudig. Iedereen kan het.
Wim Brands in gesprek met René Gude

iFilosofie #9

Video: Paul Scheulderman / Paul Troost / Marlou van Paridon

ISVW-iFilosofie #9 - Sterven is doodeenvoudig. Iedereen kan hetHoofdstuk III: Jezelf uit de knoop halen

Heb jij je filosofisch zo getraind, dat je van
paniek nauwelijks last hebt?

Het is niet zo dat ik om die reden filosofie ben
gaan studeren. Dat wist ik op mijn drieëntwintigste
nog helemaal niet. Eén van de belangrijkste boeken die ik tijdens mijn studie gelezen heb is Kants Kritiek van de zuivere rede. Kritiek wil hier niet zeggen dat je iets met de grond gelijk maakt; wat Kant voor ogen had het stellen van grenzen aan het verstand. Passies rollen over ons heen. Het verstand is het actieve gedeelte dat richting aan deze passies geeft en er plannen mee maakt. Daar de grenzen en de reikwijdte van inzien, inzien dat het verstand maar een kleine instantie is die slechts beperkt invloed heeft op die grote gepassioneerde bende, en die ook nog eens de fout kan maken om die hele grote gepassioneerde bende eindeloos lang de verkeerde kant op te laten hollen, daar gaat het om. Dat inzicht levert de krankzinnige situatie op dat je met je verstand je verstand in de touwen moet houden. Om met Wittgenstein te spreken: we hebben alleen maar ons verknoopte verstand, ons verwarde verstand, om de knoopjes uit ons verstand te halen.

Emoties
 geven goede informatie

Het gaat pas mis
als je de verkeerde oordelen met die emoties velt

We zijn een gordiaanse knoop die alleen maar zichzelf kan ontwarren.
Ja. Dat is moeilijk, maar laat die emoties met rust want daar zit de fout niet. Daar zit het kwaad niet, daar zitten de rampen niet. Emoties kloppen, die geven goede informatie. Het gaat pas mis als je de verkeerde oordelen met die emoties velt, als je er een verkeerde richting aan geeft, jezelf allerlei kanten opduwt die je jezelf niet op zou moeten duwen. En dat kun je afleren door filosofie te studeren. Ik ben inderdaad al vanaf mijn drieëntwintigste met dit project bezig: mijn verstand in de touwen houden. Ik denk wel dat het geholpen heeft.

Je begon wel betrekkelijk laat met filosofie studeren, op je drieëntwintigste.
Daarvoor heb ik aardrijkskunde gestudeerd. Daartoe kwam ik door een soort negatieve selectie: ik wilde vooral heel veel dingen níet studeren en ben uiteindelijk op aardrijkskunde terecht gekomen. Ik had een leuke aardrijkskundeleraar, dat hielp. Die studie aardrijkskunde is helemaal mislukt, want ik snapte niet wat aardrijkskunde was en ik wist op een gegeven moment ook helemaal niet op welke manier ik deskundig zou willen zijn. Vervolgens kwam ik in allerlei metavraagstukken terecht: als ik deze opleiding af heb, dan ben ik een wetenschapper, dan ben ik deskundig en dan kan ik mijn diensten aan de samenleving verkopen. Maar dan zou
ik dat eigenlijk toch wel moeten kunnen legitimeren. En dat lukte mij niet. Dus ik vroeg mij steeds sterker af: wat is wetenschap en wat is het verschil tussen wetenschap en alledaagse kennis? Dat is een filosofische vraag. Dat wist ik toen niet, maar dat is een filosofische vraag.

Wat is het verschil tussen alledaagse kennis en wetenschap?

Volgens mij is dat de zelfdiscipline van een wetenschap om zich in een discipline op te sluiten. Een wetenschap geeft de grenzen van zijn wetenschap aan, velt daarbuiten geen rare oordelen, maar weet daarbinnen door veel langer goed te kijken en veel meer aandacht te besteden, op methodische wijze goed te verwoorden wat er op een beperkt gebied van de werkelijkheid gebeurt. Een wetenschapper kan iets verstandigers zeggen over zijn discipline
dan iemand met gezond verstand die net binnen is komen stuiteren.

We waren gebleven bij je studiejaren.
Tot mijn drieëndertigste was mijn leven een chaos. Toen kwam ik Babs tegen, mijn vrouw, en met haar trouwen is een heel goede zet geweest. Echt een goede zet geweest.

ISVW-iFilosofie #9 - Portret René Gude-1Waar kwam die chaos uit voort?
Ik ben eigenlijk een heel emotionele dweil. Ik zette mijn verstand niet helder in om aan alles een goede richting te geven. Ik werd alle kanten op geslingerd. En ik ben een mooi voorbeeld van iemand uit de verloren generatie.

Wat is dat, die verloren generatie?
De jaren vanaf 1955 tot – ik vergeet die jaartallen altijd – maar dat is de generatie die op de middelbare school zat
toen Den Uyl tijdens de oliecrisis liet weten dat ‘het nooit meer zou worden zoals het geweest was’. Vervolgens waren er vijfhonderdduizend werklozen en of je nu Chinees of rechten of economie ging studeren, je kreeg geen baan. Je kon doen wat je wilde, want het leidde toch tot niets. Dat is achteraf allemaal best meegevallen, maar het heeft mijn stemming toen wel beheerst.

Was je je er bewust van dat je deel uitmaakte van een verloren generatie?
Ik was toen al een emotionele dweil, dus ik ging met die stemming mee. Het is uitzichtloos en het slaat nergens op en het gaat nergens heen; dat verhaal. Maar ik was wel actief, ik heb mezelf altijd verboden om een uitkering te nemen. Ik dacht, als ik dat doe, dan ben ik verloren. Maar ik heb wel tot mijn drieëndertigste gestudeerd, veertien jaar lang. Ik hield maar niet op met studeren. Dat is typisch zoiets wat je doet als je denkt ‘nou, die volwassen wereld, die werkende wereld, die zit niet op mij te wachten, dus daar wil ik nog niet in.’

Ik deed tot mijn drieëndertigste gewoon niet mee
met het grotemensenleven

Ik leg weleens aan mijn kinderen uit, die nu studeren, dat er toen mensen waren die veertien jaar studeerden. Dat is nu onvoorstelbaar.
Ja. Maar ik had wel altijd baantjes. Geen serieuze baantjes, dat niet. Ik maakte fotostrips voor het tijdschrift Popfoto, ik was avondportier bij de Buma/Stemra en ik werd uiteindelijk conciërge bij de Internationale School voor Wijsbegeerte, een fantastische baan natuurlijk. Inwonend huismeester. Allemaal van die onbenullige dingetjes. En ik had nog een firma ook, een firma in bouwmaterialen, de firma Spandiensten. Ik maakte heel netjes reclameborden voor de Gammawinkels. Bij de Gamma was een tegelstraat waarin op grote pallets allerlei badkamertegeltjes in dozen stonden opgestapeld. Maar omdat je niet kon zien hoe het er in je badkamer zou gaan uitzien, moest er een groot bord boven komen te hangen, waarop die tegeltjes werden getoond. Deze klus, om voor honderddertig winkels zesendertig tegeldisplays te maken, kregen ze niet uitbesteed aan een grote firma, dus toen heb ik op aanraden van een vriend van mij een kleine firma opgericht die dat ging doen. Dat werd heel lucratief. Ik stond daar in een bedrijfshal van vier bij vier, zestien vierkante meter, van die tegelborden te maken, en toen ik daar eenmaal de slag van te pakken had, heb ik daar heel goed mee verdiend. En zo’n firma was ook wel leerzaam. Maar mijn studietijd heeft dus eindeloos lang geduurd met een studie die maar niet werd afgemaakt, terwijl ik baantjes had die niet serieus waren. Ik deed tot mijn drieëndertigste gewoon niet mee met het grotemensenleven.

Alsof je aan het proefzwemmen was voordat je het leven indook.
Ik stelde het uit. Christien Brinkgreve, de sociologe, heeft een boek geschreven dat Vroeg mondig, laat volwassen heet. Dat vind ik een prachtige titel. Ik was al vanaf mijn veertiende, vijftiende stronteigenwijs en ik had overal een heel eigen opinie over.

Uit wat voor gezin kom je eigenlijk?
Ik ben een rijkeluiszoontje. Mijn vader heeft tropische landbouwkunde in Wageningen gestudeerd, is toen naar Indonesië gegaan om wetenschappelijk onderzoek te doen, is vervolgens in de handel gegaan en sindsdien verkocht hij kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Aan steeds grotere firma’s: Philips-Duphar, de Unie van kunstmestfabrieken, DSM enzovoort. En daar verdiende hij goed mee, dus wij woonden in Haren in een groot huis tegenover de familie Mees, en in Laren woonden wij in een groot huis tegenover de familie Pierson.

ISVW-iFilosofie #9 - Portret René Gude-2Een beschermd gezin dus.
Nee, het was eerder een beetje een wild gezin. Mijn oudste broer is heel vroeg het huis uit gegaan, maar mijn tweede broer heeft een grote veldslag gevoerd. Die was een van de eersten die gekraakt heeft in Hilversum. Hij heeft er samen met allerlei anderen een schitterende villa van de VARA gekraakt. En de mensen van die VARA, die zich als progressieve omroep net positief had uitgelaten over het kraakwezen, kwamen kopjes koffie brengen in plaats
van de politie erop af te sturen. Ze hebben nog heel lang in die mooie villa gewoond. Het ging er behoorlijk ruig aan toe. Dat leverde natuurlijk thuis veldslagen op, en ik heb me daar als derde kind – ik heb drie broers, twee boven en één onder mij – mooi onzichtbaar gemaakt. Ik heb me eerder teruggetrokken uit het gezinsleven dan dat ik mij daar zo geborgen door heb gevoeld.

Maar is het niet raar dat je veertien jaar over een studie filosofie gedaan hebt?
Kijk, veel mensen hebben moeite met het schrijven van hun scriptie. Al is het maar twintig pagina’s aan het einde van een HBO-opleiding of veertig pagina’s zoals tegenwoordig aan het einde van een studie. Opvallend veel mensen studeren eigenlijk heel lekker, vliegen zo naar het einde van de studie, maar dan komt die scriptie en die duurt
maar. Het is dan niet eens zozeer dat verhaal dat geschreven moet worden, maar het is echt de breuk tussen je hele leven dat je in de familiesfeer hebt doorgebracht, want daar hoort de studietijd eigenlijk bij, en de overstap naar het serieuze leven. Tot die tijd ben je onderdeel geweest van een gezin en nu kun je zelf al een gezin starten. Tot die tijd
had je allemaal flutbaantjes, maar nu moet je een echte baan nemen, waar je waardering moet verwerven en waar je je zelfbeeld aan ophangt. Het wordt ineens allemaal voor het echie. Gek genoeg lijkt het zo te zijn dat een hoop mensen daartegen opzien, zonder dat
ze weten wat het echie precies is. Ze aarzelen toch. En ik heb tot mijn drieëndertigste geaarzeld.

Gek genoeg lijkt een hoop mensen daartegen opzien,
zonder dat ze weten wat het echie precies is

Dus je bent drieëndertig, je hebt veertien jaar gestudeerd en je bent een emotionele dweil. En dan kom je je vrouw tegen en je grondt je.
Ja. Ik stelde dus alles steeds maar uit, waarschijnlijk omdat ik hele grote aspiraties had over wat er daarna zou komen. Allemaal hele grote, irreële en door mijn eigen verstand aangeprate, verkeerde beelden van het zogenaamde echte leven. Daar zag ik ontzettend tegenop. En wat deed Babs? Zij zei: dus jij zit daar een beetje de portier uit te hangen bij de Internationale School voor Wijsbegeerte en in die schuur van vier bij vier, die bedrijfshal van zestien vierkante meter, maak je reclamebordjes voor de Gammawinkels en daar red je het wel mee. En je hebt twee kinderen uit een eerder huwelijk. Dat vond ik zelf allemaal niet zo beeldschoon, maar Babs zei: nou, dat is eigenlijk wel leuk. Laat het maar zo. Zij heeft vanaf het begin een nieuw geluid geïntroduceerd. Tegen mijn eigen loeiende ambitie in, die ik niet durfde uit te leven, zei zij: dit is ook al mooi. En het gekke is dat, zodra ze dat zei, ik weg ben gegaan bij de ISVW en ben begonnen met dat echte leven.

Jij had een soort provisorisch kampement gemaakt, omdat het te bouwen paleis er nog niet was en zodra iemand tegen je zei ‘maar je hebt al een paleis!’ ging je aan het werk.
Exact. Dat provisorische paleis heb ik vrijwel direct verlaten. Van conciërge bij de ISVW en klungelend in de schuur met wat plankjes, ben ik uiteindelijk directeur geworden op hetzelfde instituut. Dat is me gelukt.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Related Posts

Paridon, Marlou van 2018 (5) Socratisch-gesprek-voor-beginners (3)

Het socratisch gesprek als houding voor werken en leven

Ambachtelijk zingeven werk verzetten

Zin maken in werk: interview met Henk Steenhuis

ISVW-iFilosofie #15 - Ik blijf nog even kletsen. De laatste gesprekken met René Gude

FILOSOFIE IN HET ONDERWIJS

ISVW-iFilosofie #15 - Spreken is zilver. Vragen is goud. In dialoog met ouderen

IN DIALOOG MET OUDEREN. PRAKTISCHE FILOSOFIE IN DE OUDERENZORG

Reageer