Een queeste met perspectief

0 Flares 0 Flares ×

Welgekozen titels kunnen je nieuwsgierigheid wekken, en dit boek heeft er zo een. Het is een soort heilige graal, werk vinden dat bij je past en waar je zin en betekenis in kunt leggen en uit kunt putten. Dus als iemand daar een zoektocht naar onderneemt nodigt dat uit tot meereizen.

Tekst: Rogier van der Wal

Onlangs is door Manon Ruijters, hoogleraar Leren, ontwikkelen en gedragsverandering aan de VU, een pittig boek gepubliceerd onder de intrigerende titel Queeste naar goed werk. Het fungeert als aanvulling op haar oratie van eind vorig jaar en is een ware Fundgrube voor wie zich in goed werk en lerende organisaties wil verdiepen. Thema’s waar René Gude, die in haar boek genoemd wordt, ook het nodige aan bijgedragen heeft, al noemde hij het dan ‘humeurmanagement’ en ‘ambachtelijk zingeven’. In haar inleiding geeft Ruijters aan haar boek te beschouwen als het begin of een tussenstop op een levenslange reis, omdat je over deze onderwerpen nooit uitgeleerd en uitgedacht bent.

Denkkader: eerst de persoon
Het boek bestaat uit twee delen, waarvan het eerste het denkkader neerzet. Dat gaat over krachtige professionals, soepel teamwork, lerende organisaties en goed werk. Krachtige professionals zijn gebaat bij vrijheid en authenticiteit, in plaats van – wat nu vaak gebeurt – geestelijke gevangenschap in regels en protocollen, controle en beheersing. Let wel: iets van disciplinering is goed, anders wordt het wel erg vrij, maar nu slaat dit beheersingsdenken vaak door; omdat ook zelfexpressie kan doorschieten, gaat het om balans. De individuele professional werkt aan zijn of haar mentale ontwikkeling en spant zich in om op de specifieke situatie afgestemd te oordelen, wat mentale flexibiliteit vergt en geduld, acceptatie en empathie.

Het tweede waar Ruijters aandacht voor vraagt is voor de energiehuishouding. Verrassend weinig mensen zijn echt betrokken bij hun werk, wat leidt tot een gigantische verspilling. Ze schrijft mooie dingen over intrinsieke motivatie en flow, die deels welbekend zijn, maar waarom doen we er dan zo weinig mee? Ook emoties doen ertoe, positieve emoties leiden immers tot een toename van creativiteit en inventiviteit. Zin- en betekenisgeving is hierbij belangrijk, denk aan de vier soorten zin van René (zie het interview met Peter Henk Steenhuis elders in dit nummer). Verlangen, ‘grit’ (doorzettingsvermogen), humor en plezier kunnen allemaal toevoegen aan een diepere persoonlijke betekenis van werk.

Ten derde komt Ruijters over deugden te spreken, waarbij vooral praktische wijsheid eruit springt: hoe moet je in een specifieke situatie handelen? Deugden worden door Paul van Tongeren omschreven als langzaam ontwikkelde goede gewoonten. Ze dragen bij aan een soepele omgang met morele vragen ten aanzien van concreet handelen, en aan normatieve professionalisering. Aansprekende illustraties op de diverse vakgebieden zijn te vinden in twee mooie recente ISVW-publicaties, de bundel van Wouter Sanderse en Jos Kole, Karakter. Deugden voor professionals, en het boek Werken met Hannah Arendt, geredigeerd door Joop Berding.

Teams, organisaties en leren
Na de persoon komt vervolgens het teamleren in beeld, waarbij Ruijters ervoor pleit gezamenlijk te bepalen wat je als team onder goed werk verstaat, en elkaar zo een norm te stellen. Immers: zonder norm geen reflectie! Deze norm hoeft overigens niet in beton gegoten te worden, voldoende bewegingsruimte is belangrijk. In toenemende mate werken we niet meer in vaste maar in wisselende teams, opgave-gestuurd, waarbij reflectie en reframen continu aan de orde zijn. Dit vraagt ook om een andere vorm van leiderschap. Waar nu behoefte aan is: transformationeel leiderschap, dus een leider die kan inspireren en binden, en gedistribueerd leiderschap: om beurten gaan we voorop of laten we ons (bege-)leiden.

Na het team komt de lerende organisatie onder het vergrootglas, waarbij de kern van het betoog is dat ‘lerend organiseren’ eigenlijk een oxymoron is, intrinsiek op spanning staat: wie leert wil veranderen en de rust verstoren, maar organiseren is juist gericht op vastigheid en vermindering van variatie. Het is belangrijk om oog te hebben voor deze spanning, zoals ik onlangs ook ervoer tijdens een symposium over Veranderkracht: een van de sprekers pleitte daar nadrukkelijk voor ‘behoudkunde’, omdat we in al onze veranderdrift geneigd zijn te vergeten dat verandering niet alles is en dat het goed is wanneer er ook dingen hetzelfde blijven.

Goed werk
Het eerste deel wordt afgesloten met een hoofdstuk over ‘goed werk’, waar Ruijters net een nieuwe onderneming voor heeft gestart, The Good Work Company. Zij werd op dit spoor gebracht door de spontane samenwerking tussen Howard Gardner, Michael Csikszentmihály en Walter Damon, resulterend in het boek Good Work uit 2001. Bij goed werk gaat het om drie E’s: Excellentie (hoge kwaliteitsstandaarden), Energie (betrokkenheid) en Ethiek, om perspectieven te kunnen wegen en keuzes te kunnen maken. Je professionele identiteit speelt hierbij een belangrijke rol. Overigens gaat het hierbij zeker niet alleen om kennis, niet voor niets citeert Ruijters met instemming Lao-Tse: “In het streven naar kennis wordt er elke dag iets verworven, in het streven naar wijsheid wordt er elke dag iets verloren.”

Deel twee bevat een ‘strategische kaart’ voor de reis naar goed werk. Professionele ontwikkeling gaat over informeel leren, over werken aan je professionele profiel en over het scherpstellen van je eigen identiteit. Voor teamleren blijkt gewoon samen aan het werk gaan veel relevanter dan losse hei- en opleidingsdagen. De gemeenschappelijke opgave fungeert hierbij als startpunt, van waaruit het teamleren vorm krijgt. Ik moest hierbij ook denken aan het boek Magic Makers van organisatieadviseur Daniël Wolfs, die de zoektocht naar de gemeenschappelijke ambitie treffend benoemt als ‘middelpuntzoekende kracht’. Het voorkomt de teleurstelling die na een op zichzelf inspirerende heisessie vaak optreedt als de verbinding met het dagelijks werk nauwelijks blijkt te worden gelegd en de waan van de dag de regie weer overneemt.

De kunst is om de diepere lagen in het leren aan te boren, wat Ruijters ‘dubbelslagleren’ en ‘driedubbelslagleren’ noemt. Het persoonlijke, waaronder de eigen emoties, hoort hierbij. Wanneer het om visie gaat, kunnen we het ook beter doen dan nu gebruikelijk is. Ruijters citeert de aansprekende casus van Prénatal, waar medewerkers werden aangesproken op hun eigen moederschap en daarmee op een dieper niveau verbinding maakten met de doelen van het bedrijf. Die persoonlijke connectie blijft nu vaak te impliciet. In deze lijn past ook het opkomende denken in termen van betekeniseconomie.

Filosofische aanknopingspunten
Wanneer het gaat om binnen en buiten de organisatie verbinden, komen we uit bij de onderzoekende dialoog. Vooral het belang van de goede vragen stellen wordt benadrukt. Dat doet niet alleen denken aan Socratische gesprekken (zie het interview met Marlou van Paridon in dit nummer), maar ook aan de werkwijze van de filosofisch practicus, die immers ook zoals Harm van der Gaag zo mooi zegt ‘landt op een vraag’ en niet pretendeert de antwoorden in huis te hebben. We moeten ons niet-weten willen toegeven, en ruimte openlaten voor wat nog niet uitgewerkt is, “bereid zijn beïnvloed te worden door de conversatie”. Ook de systemische context kan toe- of afdoen aan ons welbevinden: denk aan de manier waarop de inrichtingen van kantoren ons gedrag in bepaalde richtingen stuurt.

Als je denkt dat je klaar bent, volgen er bij wijze van toegift nog drie bijlagen. Al met al is het een zeer waardevol boek over een kwestie die ons allemaal aangaat: hoe kunnen we die verrassend magere scores voor de ervaren betrokkenheid bij en zinvolheid van ons werk (in West-Europa gemiddeld 14 procent, en Nederland haalt niet eens de tien!) een flinke impuls geven? Dat is geen sinecure, maar zoals de Vlamingen zeggen ‘daar is nood aan’. Het wordt hoog tijd daar iets aan te doen, en de filosofie kan daarbij stellig behulpzaam zijn. Met zowel klassieke (Aristoteles, Jules Evans) als hedendaagse recepten: denk bijvoorbeeld aan de nieuwe boeken van Florentijn van Rootselaar en Lammert Kamphuis, en aan het viervoudig zinnige werk van René Gude dat nog veel meer doorwerking verdient!

Manon Ruijters, Queeste naar goed werk: Over krachtige professionals in een lerende organisatie. Vakmedianet, 2018.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Related Posts

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.59.54

Jeukwoorden

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.54.21

Husserl roept op tot actie

Para-doxale column René ten Bos: Kant

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.40.05

Een betondicht gesprek

Reageer