Democratie buiten het stemhokje

0 Flares 0 Flares ×

Op een zomeravond schuif ik aan bij een paar vrienden op het terras. Een jongen haalt een rondje bier. Al snel blijkt dat ik midden in een gesprek over Brexit ben terechtgekomen. Hoofdschuddend stellen mijn vrienden de tragiek vast: het gebrek aan expertise en informatie bij de bevolking, het terugkrabbelen van politici, de onvoorziene gevolgen. De jongen komt terug en zet niet alleen het bier, maar ook zijn stelling op tafel: ‘Tja, dat is democratie. De Britten hebben er in meerderheid voor gekozen, het is de wil van het Britse volk. Ik geloof zelf niet zo in democratie, maar als je democraat bent, kun je niet klagen over Brexit.’  

Tekst: Marthe Kerkwijk

 

Het eerste tegengeluid aan onze tafel is bekend: het Britse volk heeft weliswaar gekozen, maar het had onvoldoende informatie tot zijn beschikking om een geïnformeerde keuze te kunnen maken. Hoewel het elf uur ’s avonds is en dus vestructuurverandering_van_het_publieke_domeinel te laat om de betweterige filosoof uit te hangen, kan ik de verleiding niet weerstaan een misverstand de wereld – nou ja, de kroeg – uit te helpen. ‘Een democratie heeft weinig te maken met wat de meerderheid kiest,’ mopper ik, ‘we leven altijd in een democratie, niet alleen wanneer we in het stemhokje staan. Het gaat erom of het publieke domein democratisch is of niet.’

Het publieke domein: de Duitse filosoof Jürgen Habermas schreef er zijn Habilitationsschrift over in 1962. Het Duitse woord ‘Öffentlichkeit’ wordt in het Engels vertaald als ‘public sphere’ of ‘public square’ en in het Nederlands vaak als ‘openbaarheid’, ‘openbare ruimte’ of ‘publiek domein’. Ik verkies ‘publiek domein’ of ‘openbare ruimte’ omdat dat de associatie heeft van een locatie, een plek, die publiek is, en dat is relevant. De openbare ruimte is namelijk de ruimte waarin burgers zaken die iedereen aangaan met elkaar bespreken: in de collegezaal, in de bus, aan de eettafel, op Facebook, aan de tafel van DWDD en natuurlijk in de kroeg. Het publieke domein is van essentieel belang voor een democratie, volgens Habermas, en het is van karakter veranderd in de moderne geschiedenis.

 

Tirannie van de meerderheid

Stel, je wil met een groep vrienden met vakantie. De groep wil op democratische wijze besluiten waar de reis heen zal gaan, dus nadat iedereen zijn of haar favoriete vakantiebestemming heeft ingediend, wordt na een aantal stemrondes de selectie beperkt tot twee bestemmingen: kamperen in de Belgische Ardennen of een geheel verzorgde duikvakantie op Curaçao. Vervolgens wordt er een laatste maal gestemd. Het besluit valt op de bestemming met de meeste stemmen. Voilà, democratie. Toch?

Niet volgens Habermas. In deze manier van besluitvorming schuilt namelijk het gevaar van de tirannie van de meerderheid. De tirannie van de meerderheid is een paradox: wat als, in een democratie, de meerderheid zou stemmen voor onderdrukking van de minderheid? Dan is het moeilijk vol te houden dat het nog een democratie betreft. Wat is er nog over van een gelijke stem voor iedereen als een deel van de bevolking de mond wordt gesnoerd? Wat blijft er nog over van de vrienden-vakantie als drie van de tien moeten afhaken omdat ze de duikvakantie in Curaçao niet kunnen betalen? Is het niet veel democratischer om een vakantiebestemming te vinden waar iedereen zich in kan vinden, zelfs al betekent het dat iedereen een concessie moet doen?

Om tot een democratische beslissing te komen, moeten burgers in dialoog, vindt Habermas. De vrienden zullen misschien tot een heel andere vakantiebestemming komen als ze elkaars belangen tegen elkaar afwegen en daar een passende bestemming bij zoeken, waarbij de wensen van elke vriend in gelijke mate in overweging zijn genomen. Om daarachter te komen, moeten de vrienden met elkaar in gesprek in een gedeelde ruimte: de publieke ruimte.

Natuurlijk is de Nederlandse of Britse – om nog maar te zwijgen van de Europese – democratie een stuk ingewikkelder dan die van een groep vrienden. De meeste be-slissingen worden door ambtenaren in achterafkamertjes genomen over zaken waar jij en ik niks van merken of snappen, laat staan er wat van vinden. En dat is misschien maar goed ook, want niet iedereen kan zich verdiepen in alle relevante feiten en regels.

Betekent dat dat het hele idee van een democratie een illusie is? Een flauwe grap om het volk zoet te houden? Zijn landen zoals bijvoorbeeld Zwitserland, waar vaak een referendum over concrete beslissingen wordt georganiseerd, niet veel democratischer dan Nederland? Volgens Habermas niet. Als je wil weten hoe democratisch een maatschappij is, moet je kijken naar het publieke domein. Een levendige openbare ruimte maakt een gezonde democratie. Dáár speelt democratie zich af, niet in het stemhokje.

 

De grenzen van de publieke sfeer

Om te begrijpen wat Habermas bedoelt, is het verhelderend te weten hoe hij het publieke domein onderscheidt van de privésfeer enerzijds en de staat anderzijds. De privésfeer kennen we. Dat is het domein waarbinnen we geen verantwoording hoeven afleggen aan anderen, waar zaken onze eigen zaken zijn en verder niemand aangaan, waar relaties persoonlijk zijn en vrijwillig worden aangegaan, waar termen als ‘recht’ en ‘onrecht’ geen plaats hebben. De staat is daarentegen veel formeler en onderhevig aan strikte regels. Het is de sfeer van wetten en sancties, autoriteit en macht, waarbinnen niemand een identiteit heeft en waar rechtvaardige processen onpartijdigheid garanderen. De staat staat boven het volk. De staat heeft de macht mensenrechten te beschermen tegen de waan van de dag, maar ook de macht het hele volk te onderdrukken. Tussen de privésfeer en de staat zit de publieke sfeer. Als je wil weten wat nou de wil van het volk is, moet je in die sfeer kijken.

De grenzen tussen het publieke domein, de privésfeer en de staat zijn vaag, poreus en staan altijd ter discussie. Alle drie sferen zijn niet geografisch te duiden, maar manifesteren zich wel in verschillende ruimtes. Feministische filosofen hebben erop gewezen dat de huiselijke sfeer niet samenvalt met de privésfeer, en de grens tussen de privésfeer en de publieke sfeer ligt dus niet bij het tuinhek.

Machtsverhoudingen binnen het gezin gaan namelijk wel degelijk iedereen aan. Kindermishandeling en huiselijk geweld zijn bijvoorbeeld maatschappelijke problemen en behoren daarmee tot de publieke sfeer, en zelfs de staat, ook al vinden ze binnenshuis plaats. En in hoeverre is de opvoeding en het onderwijs van je kind je eigen zaak?

Volgens Habermas moeten we ons zorgen maken over onze democratie wanneer het publieke domein wordt gekoloniseerd door de privésfeer of de staat. Hoewel Habermas – als een ware telg van de Frankfurter Schule – sterk door Marx is beïnvloed, onderscheidt hij zich hier van marxisten, die historisch de vergissing hebben gemaakt de staatsmacht gelijk te stellen aan volksmacht. Habermas onderscheidt zich net zo goed van klassieke liberalen, die de omgekeerde fout maken door elke begrenzing van de privésfeer als staats-onderdrukking te interpreteren. Het is voor een democratie een probleem als de staat te veel macht ten deel valt, maar net zo goed is het een probleem als burgers zich terugtrekken in de privésfeer en zich niet met elkaar bemoeien.

 

Feodalisme en koffiehuizen

Het bestaan van een publieke ruimte is echter niet altijd vanzelfsprekend geweest. Volgens Habermas was er geen publiek domein in feodale monarchieën. Het feodale systeem had macht over alles, en waar het geen macht over had, was persoonlijk. Pas eind zeventiende eeuw ontstond er een publieke sfeer, in koffiehuizen en op pleinen, maar ook in literatuur en de gedrukte pers, waarin de bourgeoisie met elkaar sprak over publieke zaken.

In het publieke domein besprak men ook de regelgeving van de staat. De staat werd daarmee onderwerp van kritiek en ridicule, en werd geacht zich te verantwoorden tegenover de publieke opinie. De staat kwam er natuurlijk slecht vanaf als ze haar wetten niet met redenen kon onderbouwen, dus het publiek domein betekende een rationele toetsing van de macht van de staat aan de publieke opinie, en dus democratisering van de maatschappij. Een eeuw later begon ook de arbeidersklasse zich in de openbare ruimte te begeven, met de welvaartsstaat als gevolg, maar, met de opkomst van het massakapitalisme helaas ook commercialisering en demagogie.

De oplossing is volgens Habermas een publiek domein dat, door instituties als een vrije pers en openbaar onderwijs, gekenmerkt wordt door vrije dialoog. Een openbare ruimte waarin de ‘dwangloze kracht van het betere argument’ vrij spel heeft en niet wordt tegengewerkt door de machtswerking uit de privésfeer of de staat.

 

Jürgen Habermas: De structuurverandering van het publieke domein. Boom, 2015.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer